Niels van Koevorden ontmoette Bob Spaenhoven ruim vijftien jaar geleden toen hij in Wallonië een filmacademiefilm ging maken over het kleinste dorp in België. Bob, de enige Vlaming daar, bleek de officieuze burgemeester. Hij vertelde een boom op het oog te hebben waaronder hij op een dag zelfmoord zou plegen. Een tijdje later ging collega-regisseur Sabine Lubbe Bakker met Niels mee en maakten beiden eveneens kennis met Marcel Meijs, een vriend van Bob. Net gescheiden, diep in de put. Waarin de heren elkaar vooral vonden was de drank.
Van Koevorden en Lubbe Bakker kwamen gedurende twee jaar elke maand een week met hun camera langs om in de Waalse bossen het benevelde leven vol kommer van de twee te volgen. Dat resulteerde in Ne me quitte pas, een documentaire die behalve een Gouden Kalf nog vele prijzen meer won tijdens de mondiale festivaltour die volgde op de Nederlandse première eind 2013. De tragikomische ode aan de mislukking, zoals de makers hun portret typeerden, sprak blijkbaar velen aan.
Op 14 januari is de film op herhaling te zien. Hield het regisseursduo contact met hun hoofdpersonages? ‘Natuurlijk,’ zegt Lubbe Bakker. ‘Marcel heeft lang in een afkickkliniek gezeten, maar drinkt nog steeds. Hij woont nu bij zijn broer, heeft korsakov en ziet zijn kinderen heel weinig. Zijn leven is er niet beter op geworden, een verdrietig verhaal.’
Met Bob daarentegen gaat het verbazingwekkend goed. ‘Na een zwaar jaar door onder andere een hartaanval lijkt hij nu herrezen. Hij heeft zelfs gefigureerd in de speelfilm die we afgelopen zomer hebben opgenomen: Kom hier dat ik u kus, naar het boek van Griet Op de Beeck. Bob is apetrots op Ne me quitte pas en ging destijds mee naar meerdere vertoningen.’
Lubbe Bakker denkt met heimwee terug aan de periode die zij en Niels met Bob en Marcel doorbrachten. ‘We leerden van hen ellende te omarmen. Dingen gaan of komen nu eenmaal niet altijd alleen maar goed.’