Het is 27 oktober 2005. Een tiental jongeren in de Parijse achterstandswijk Clichy-sous-Bois heeft net een potje voetbal gespeeld en is op weg naar huis voor het avondeten. Dan zien de jongens een politiecontrole. Omdat die controles meestal uitmonden in een bezoekje aan het politiebureau en lange ondervragingen zetten de jongens het op een lopen. Drie van hen – Zyed Benna (15), Bouna Traoré (17) en Muhittin Altun (17) – verschuilen zich in een transformatorhuisje, waar ze worden geëlektrocuteerd. Alleen Altun overleeft de schokken.
Wanneer de bewoners van Clichy-sous-Bois dit horen, slaat de vlam in de pan en breken er rellen uit. De latere Franse president Nicolas Sarkozy, dan nog minister van Binnenlandse Zaken, gooit vervolgens olie op het vuur met zijn uitspraak: ‘Hebt u genoeg van dit uitschot? Wij gaan u ervan verlossen!’ En hij belooft het Franse volk vervolgens dat hij de probleemwijken ‘met een hogedrukreiniger’ zal schoonspuiten.
De rellen slaan eerst over naar het nabijgelegen Montfermeil, dan naar andere Parijse banlieues en tenslotte naar verschillende grote steden in Frankrijk. De noodtoestand wordt uitgeroepen en pas drie weken later dooft de opstand uit. Het eindresultaat: drie doden, 2888 arrestaties en bijna 9000 uitgebrande auto’s.