Jimmie Fails, hoofdpersoon van The Last Black Man in San Francisco, hoort in de bus twee jonge vrouwen tegen elkaar klagen over San Francisco. ‘Klotestad. Ik kwam hier voor Janis Joplin en Jefferson Airplane, niet om in een fucking startup te gaan werken.’
‘Ja joh, laten we naar LA verhuizen, deze stad is dood.’
Jimmie kan het niet aanhoren. ‘Hé, sorry hoor,’ mengt hij zich in het gesprek. ‘Je mag San Francisco niet haten.’
De vriendinnen kijken hem meewarig aan.
‘Hou je ervan?’ vraagt Jimmie. ‘Je mag de stad alleen haten als je ervan houdt.’
Dat de makers van The Last Black Man van hun stad houden, staat buiten kijf. En dus hebben ze alle recht om erover te klagen. En dat doen ze. Over het rijke, witte importvolk dat de mooiste wijken overnam en de oorspronkelijke (zwarte) bewoners naar de achterbuurten verdreef. Over de huizenprijzen die inmiddels tot de hoogste van de wereld behoren. Over het gebrek aan historisch besef onder de nieuwe bewoners.
Toch overwint uiteindelijk de liefde. Meer nog dan een jammerklacht is The Last Black Man een – weliswaar weemoedige – liefdesbrief aan de heuvels, de baai, de architectuur en vooral de excentrieke bewoners van San Francisco. Het wordt allemaal even poëtisch als trefzeker gepresenteerd, met oogstrelend camerawerk en weelderige orkestmuziek.