In het sterke indiedrama Pig speelt Nicolas Cage een verrassend ingetogen rol. Een verademing na de vele pulpfilms waarin hij de laatste jaren te zien was. Hoe komt de acteur toch aan zo’n grillige carrière?

cadeautje

Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.

De film Pig is al even op gang wanneer we hoofdpersoon Rob eindelijk meer dan een enkel woord horen uitspreken. De kluizenaar, die in een bos aan de Amerikaanse westkust woont, is niet al te ver van zijn hut een café binnengestapt. Hij schraapt hij zijn keel en zegt: ‘Is Marge er ook?’

De barman schudt zijn hoofd. ‘Die is al tien jaar dood.’

Het moge duidelijk zijn: Rob komt niet graag onder de mensen. In de openingsscènes hebben we gezien hoe hij vredig samenleeft met een varken. Samen zoeken ze in het bos naar truffels, die eens in de zoveel tijd worden opgehaald door een inkoper uit de stad. Verder doen ze weinig: eten, slapen, rondscharrelen om de hut. Debuterend regisseur Michael Sarnoski brengt het allemaal sfeervol in beeld, met schemerige shots en een soundtrack die ter plekke lijkt opgenomen op oude olievaten en een roestige gitaar.

Maar zo sereen blijft het uiteraard niet. Op een nacht wordt Rob hardhandig overvallen en van zijn varken beroofd. Dat brengt hem de volgende dag in dat café, waar een intense zoektocht begint naar het vermiste beest.

Pig is een fascinerende film die je telkens op het verkeerde been zet – hoe minder je verder weet, hoe beter. Maar misschien nog wel verrassender dan de plot is hoofdrolspeler Nicolas Cage, die voor zijn doen bijzonder ingetogen speelt en weer even laat zien wat een goede en veelzijdige acteur hij eigenlijk is.

Nicolas Cage in Pig, Mandy en Leaving Las Vegas

Pulp

Dat mocht wel weer eens. Want allemachtig, wat speelde Cage de laatste jaren in veel pulpfilms. Wie dacht dat de ooit zo succesvolle Hollywoodster van de radar was verdwenen om lekker te genieten van zijn verdiende miljoenen heeft duidelijk de digitale videotheek niet in de gaten gehouden. Daar gingen de laatste tien jaar wel dertig Cage-films in première die om wat voor reden dan ook onwaardig werden geacht voor de bioscoop. Het gros daarvan bestaat uit snel en goedkoop in elkaar geflanst genrewerk, met een opvallend hoog percentage wraakfilms in de lijn van de Liam Neeson-hit Taken. Een paar titels, voor het idee: Stolen, Rage, Vengeance, Seeking Justice, A Score to Settle. Een aparte vermelding waard is de relithriller Left Behind (2014), die deels werd gefinancierd door evangelische kerken en algemeen wordt beschouwd als het dieptepunt van Cage’ carrière – zelfs de christelijke doelgroep moest er niks van hebben.

Wat drijft een serieuze acteur die tweemaal werd genomineerd voor een Oscar (in 1996 won hij er een voor zijn hoofdrol in Leaving Las Vegas) om zulke keuzes te maken? Daar kunnen haast alleen maar financiële zorgen achter zitten. En inderdaad: in 2009 werd Cage in zakenblad Forbes nog een van de best betaalde Hollywoodsterren genoemd, maar in datzelfde jaar kwamen ook berichten naar buiten over fikse schulden. Hij kreeg deurwaarders en belastingmannen op de stoep, er werden rechtszaken aangespannen. Volgens insiders begon hij vanaf dat moment elke rol aan te nemen die hij maar kon krijgen.

‘Op de set ben ik nooit bezig met de vraag of het idioot is wat ik doe, maar soms is het dat natuurlijk wel!’

Nicolas Cage, in een interview met The Guardian

Coppola

Misschien moest het ook wel een keer misgaan. Al sinds het begin van zijn carrière staat Cage bekend als een nogal extreme figuur die graag grenzen opzoekt. De cinema werd hem met de paplepel ingegoten: hij werd in 1964 geboren als Nicolas Coppola, neefje van de beroemde filmmaker Francis Ford Coppola, die hem een paar van zijn eerste rollen aanbood – in Rumble Fish (1983), The Cotton Club (1984), Peggy Sue Got Married (1986). Om praatjes over een voorkeursbehandeling te voorkomen veranderde hij zijn achternaam in Cage (naar stripheld Luke Cage). Al snel deden verhalen de ronde over zijn vérgaande methodacting en experimenteerdrift op de set. Zo liet hij ooit zonder verdoving een paar tanden trekken om de pijn van een personage te kunnen voelen, en liep hij wekenlang rond met een hoofd dat helemaal in verband was gewikkeld tot hij er zweren van kreeg. Tijdens het filmen van alcoholismedrama Leaving Las Vegas liet hij zich permanent vergezellen door een bevriende dronkaard, wiens uitspraken en maniertjes hij in zijn spel verwerkte. En ook privé maakte hij spraakmakende keuzes: hij trouwde tot vijf keer toe, vernoemde zijn zoon naar Superman (Kal-El) en liet alvast een piramidevormig mausoleum voor zichzelf ontwerpen op een begraafplaats in New Orleans.

In de loop van de jaren negentig, toen Cage tot zijn eigen verbazing doorbrak als onconventionele actieheld in kaskrakers als The Rock en Con Air, begon hij er astronomische bedragen doorheen te jagen. Op zeker moment bezat hij zeker tien villa’s, twee kastelen, een eiland in de Bahama’s, zo’n veertig dure sportwagens en een heuse dinosaurusschedel.

Nicolas Cage en Alex Wolff in Pig

Bekkentrekker

Dit soort verhalen, in combinatie met al die B-films van de laatste jaren, heeft Cage’ reputatie geen goed gedaan. In Hollywood zal geen producent nog op hem vertrouwen voor een grote hit. En voor jongere kijkers is hij vooral de groteske bekkentrekker uit populaire compilatiefilmpjes als ‘Nicolas Cage Losing His Shit’.

Zonde. Want in zijn inmiddels veertigjarige carrière is Cage telkens blijven bewijzen dat hij een van de interessantste acteurs van zijn generatie is. Hij werkte samen met de beste cineasten (de gebroeders Coen, Lynch, Scorsese, De Palma, Jonze, Herzog) en kan uit de voeten met alle mogelijke genres. Daarbij ontwikkelde hij een unieke acteerstijl, die volgens hemzelf verwant is aan opera, cartoons, Duits expressionisme en Japans kabukitheater. Zoals hij het een paar jaar geleden in The Guardian omschreef: ‘Fotorealisme kan ik wel, maar ik probeer het liefst dingen uit, leen van andere kunstvormen en grijp terug op bepaalde tradities. Lekker gek doen is niet de opzet, ik wil waarachtig zijn zonder per se realisme na te streven. Op de set ben ik nooit bezig met de vraag of het idioot is wat ik doe – maar soms is het dat natuurlijk wel!’

Waardering

Onder filmfans en -critici lijkt de waardering voor Cage’ talent en eigenzinnigheid de laatste jaren wel iets toe te nemen. Tussen het zielloze brood-op-de-plankwerk door is hij zichzelf namelijk wel degelijk blijven uitdagen. Sinds het begin van zijn persoonlijke crisis speelde hij zelfs een paar van zijn beste rollen – in bescheiden indiefilms als Bad Lieutenant: Port of Call New Orleans (2009), Joe (2013), Mandy (2018) en nu dus Pig. In interviews zegt de acteur het grote Hollywoodsucces ook helemaal niet meer te ambiëren, omdat dit soort producties hem veel meer vrijheid biedt.

Volgens IMDb staat er nog genoeg veelbelovends op de planning. De John Williams-verfilming Butcher’s Crossing bijvoorbeeld. En de intrigerende satire The Unbearable Weight of Massive Talent, met Cage als een zwaar neurotische versie van zichzelf, compleet met schulden, die wordt gedwongen zijn oude rollen opnieuw te spelen. In zijn eigen woorden: ‘Het is een parodie die me eerlijk gezegd erg ongemakkelijk stemt. Ik kijk niet graag achterom, maar deze film dwong me alles weer onder ogen te zien. Het eindresultaat schijnt heel geslaagd te zijn, maar ik zal er zelf nooit naar gaan kijken.’

Pig is momenteel te streamen via MyLum, Pathé Thuis en Picl