Kindermisbruik, verslaving, zelfhaat, moord – het zijn heftige thema’s die de Spaanse cineast Pedro Almodóvar aansnijdt in La mala educación uit 2004. Volgens schrijver en Almodóvar-fan Raoel de Jong heeft dat echter geen loodzware film opgeleverd. ‘Voor mij gaat de film over hoe je je leven in een opera verandert,’ zegt De Jong in een nagesprek bij de filmvertoning op NPO 2 Extra. ‘Over hoe je een mooi verhaal van je leven kunt maken, ook al gebeuren er soms verschrikkelijke dingen.’
De grauwe werkelijkheid omtoveren in kleurrijk melodrama, dat is Almodóvar inderdaad wel toevertrouwd. In La mala educación doet hij dit op twee niveaus. Allereerst als regisseur: naar eigen zeggen stopte hij de film vol autobiografisch materiaal. Met tussenpozen werkte hij tien jaar lang aan het script, om pas na het Oscarsucces van Todo sobre mi madre (1999) en Habla con ella (2002) de moed te vinden de film te maken. Zoals hij in interviews zei: ‘Dit verhaal moest echt uit mijn systeem.’
Daarnaast speelt hij op een metaniveau met de werkelijkheid: de personages in de film maken zelf ook een film over hun jeugdherinneringen. Hoofdpersonen Ignacio en Enrique leren elkaar als kinderen kennen op een streng katholieke kostschool in de jaren zestig. Na een aanvaring met een pedofiele priester raken de jongens van elkaar gescheiden. Jaren later werkt Enrique (Fele Martinez) als undergroundcineast wanneer hij wordt benaderd door Ignacio (Gael Garcia Bernal), die inmiddels rondkomt als acteur en dragqueen. Ignacio stelt voor om samen een film te maken over het incident, al is het maar om wraak te nemen op die priester. Almodóvar toont vervolgens scènes uit de film-in-een-film en laat de grenzen tussen fictie en werkelijkheid steeds verder vervagen, zodat de kijker flink aan het puzzelen wordt gezet.
La mala educación laat zich vertalen als ‘slecht onderwijs’, en de film kan dan ook worden opgevat als een aanklacht tegen het katholicisme. Toch was La buena educación ook best een geschikte titel geweest: Almodóvar heeft vaak gezegd dat hij in de bioscoop zijn belangrijkste levenslessen heeft geleerd en brengt in deze film meer dan ooit een ode aan de cinema. Niet alleen met die film-in-een-film, maar ook door lustig te citeren uit andere films. De openingscredits zijn puur Hitchcock, de plot is een mix van noir-klassiekers als Double Indemnity, Leave Her to Heaven en Vertigo, er klinkt muziek uit Breakfast at Tiffany’s, en ga zo maar door.
En zo krijgt dit sombere verhaal inderdaad alsnog iets opbeurends. Al is dat zeker ook te danken aan Almodóvars milde blik. In een interview met The New York Times zei hij destijds: ‘Als scenarist probeer ik in al mijn films begrip op te brengen voor alle personages. Ik zoek altijd naar een zekere verlossing voor ze – een erg katholieke neiging natuurlijk. In deze film ben ik zelfs gesteld op de foute priester.’