‘Mannen gaan naar bed met Gilda, maar worden wakker met mij,’ merkte Rita Hayworth (1918-1987) ooit bitter op over haar liefdesleven. In 1946 speelde de Hollywoodster haar beroemdste rol als femme fatale Gilda in de gelijknamige film noir, en daarmee zou ze de rest van haar leven worden geassocieerd. Begrijpelijk wel, als je ziet hoe ze zich in een onvergetelijke nachtclubscène ontdoet van een zwarte handschoen – geen andere striptease was ooit zo kuis en erotisch tegelijk. Maar het was allemaal spel, zei ze in interviews: in werkelijkheid was ze verlegen, onzeker en humeurig. En daardoor, zo analyseerde ze zelf, knapten mannen uiteindelijk altijd op haar af.
Hayworth trouwde tot vijf keer toe (onder anderen met cineast Orson Welles en de Pakistaanse prins Ali Khan) en had daarnaast een aantal affaires. In bijna al die relaties werd ze slecht behandeld – niet alleen naar eigen zeggen, ook volgens buitenstaanders. En dan was er nog de man van wie ze professioneel afhankelijk was: Harry Cohn, directeur van Columbia Pictures, misschien wel de grootste hufter van allemaal. Cohn creëerde haar wulpse sterrenimago en werd woest als Hayworth iets deed wat daar volgens hem van afweek. Zelf concludeerde ze: ‘Ten diepste heb ik een lief, zachtaardig karakter, maar om de een of andere reden voel ik me aangetrokken tot gemene mensen.’