Artikel 20 uit de Duitse grondwet, lid 4: ‘Alle Duitsers hebben het recht zich te verzetten, indien er geen ander remedie beschikbaar is, tegen eenieder die zich ertoe verbindt om de grondwettelijke orde af te schaffen.’
De Duitse regisseur Julia von Heinz (1976) vindt dit zo’n belangrijk grondrecht dat ze haar film Und morgen die ganze Welt er niet alleen mee begint, maar ook mee eindigt.
In dit politieke drama – de Duitse inzending voor de Oscars – volgen we de jonge Luisa, eerstejaarsstudent rechten en dochter van een baron. Ze woont nog thuis, maar wil zich graag aansluiten bij de woongroep van antifa-vriendin Batte. Die groep moet weinig hebben van de geprivilegieerde Luisa, maar na een uit de hand gelopen demonstratie tegen Lijst 14 (lees: de rechts-radicale politieke partij AfD) en een moedig optreden van Luisa wordt ze toch toegelaten. Luisa voelt zich bevrijd van haar burgermilieu en onder invloed van de charismatische en militante Alfa begint ze steeds meer te radicaliseren.
Het verhaal van de film is gebaseerd op de persoonlijke geschiedenis van regisseur Von Heinz, die zelf van adellijke komaf is en in de jaren negentig actief was bij antifascistische groeperingen. In interviews benadrukt ze dat de film geen autobiografie is, maar eerder een optelsom van ervaringen die ze opdeed tussen haar vijftiende, toen ze zich voor het eerst politiek engageerde, en haar 25ste.