‘Al mijn andere films maakte ik als het ware met mijn ogen open. Zelfs wat ik over die films voelde of dacht, kan je relateren aan een werkelijkheid die je kan zien. Maar voor deze film moest ik mijn ogen dichtdoen en bij mezelf naar binnen kijken. Waar het veel complexer en chaotischer is. Een wereld vol persoonlijke herinneringen, surrealistische beelden, en tegenstrijdigheden. En zeker niet met alleen positieve herinneringen, wat het voor mij vaak een oncomfortabele ervaring maakte.’
‘Vier jaar lang schreef ik dingen op die in mijn leven belangrijk voor mij zijn geweest. Het probleem was dat die dingen een nogal abstract geheel vormden, zonder logische volgorde of heldere structuur. Deze film heeft dan ook geen klassieke structuur, hooguit een emotionele kern. Want ik moest al die dingen die ik heel goed begreep met mijn hart – niet met mijn hoofd – in een volgorde zetten die recht doet aan de emotionele kracht van die gevoelens en herinneringen. Wat ik maar probeer te zeggen is dit: deze film komt recht uit mijn onderbewuste, en je kan dat onderbewuste niet serieus genoeg nemen.’
Dat zei de Mexicaanse regisseur Alejandro G. Iñárritu (1963) eind oktober tegen filmtijdschrift Hollywood Reporter over zijn nieuwe film Bardo, die twee maanden eerder op het festival van Venetië in première was gegaan. De meningen over zijn film waren toen nogal verdeeld, en bovenstaande uitleg van Iñárritu klinkt bijna als een excuus. Een excuus voor waarom Bardo zo eigenzinnig, surrealistisch en zelfgericht is geworden. Met name dat laatste was waar verschillende journalisten in Venetië zich aan stoorden. Bardo ging wel héél erg over Iñárritu. Was daarom zelfvoldaan en bovendien incoherent. Van de maker van meesterwerken als Babel, Birdman en The Revenant hadden de criticasters meer verwacht. Of op zijn minst iets heel anders.