Waarschijnlijk is niemand zo belangrijk geweest voor de Nederlandse jeugdfilm als Burny Bos. Nu de producent ongeneeslijk ziek is, blikt het Cinekid Festival dit jaar uitgebreid terug op zijn carrière.

‘Ik ben de mening toegedaan dat je met drama kinderen kunt trainen in het leven. Niet door ze met moeilijke onderwerpen lastig te vallen, maar door ze mee te nemen in een ervaring. Het is soms moeilijk om te verwoorden, maar je herkent het wanneer je het ziet.’ Aldus Burny Bos eerder dit jaar in het scenaristenmagazine Plot. Het citaat vat mooi samen waar de schrijver, radio- en tv-maker, scenarist en filmproducent zijn hele carrière mee bezig is geweest: kinderen bij de hand nemen met verhalen. Niet moraliserend of uit de hoogte, maar volgens het beroemde schrijfprincipe show, don’t tell.

Volgens Bos moest een mooie familiefilm van eigen bodem evenveel publiek kunnen trekken als een dure Disneyhit

Bos, geboren te Haarlem in 1944, werd opgeleid als onderwijzer en stond na zijn studie een paar jaar voor de klas, maar het top-down doceren paste hem niet. Hij vond zijn draai toen hij in de jaren zeventig naar Hilversum trok om jeugdamusement te gaan maken. Voor de Avro schreef en presenteerde hij onder meer Radio Lawaaipapagaai en De Ko de Boswachtershow, en bij de VPRO stond hij aan de wieg van cultprogramma’s als Theo en Thea en Rembo & Rembo. Daarnaast begon hij in die periode kinderboeken te schrijven – meer dan veertig op den duur, waaronder de populaire kleuterreeks Knofje.

Maar het meest heeft Bos toch bereikt in de Nederlandse jeugdcinema. Met zijn bedrijf BosBros (ooit opgericht met broer Frank, die al snel weer vertrok) produceerde hij tot op heden zo’n zestig speelfilms en dramaseries. Op het aanstaande Cinekid Festival, dat 15 oktober begint, wordt dit werk uitgebreid gevierd. De aanleiding is helaas niet feestelijk: de nu 78-jarige producent heeft een ongeneeslijke vorm van kanker. Als zijn gezondheid het toelaat, zal hij zelf veel op het festival aanwezig zijn.

Het Zakmes (1992)

Abeltje (1998)

Dwars

Dat Burny Bos op zeker moment filmscripts wilde gaan schrijven en toen maar meteen een eigen productiehuis begon, tekent zijn dwarse, ondernemende (sommigen zeggen: ietwat megalomane) instelling. We spreken eind jaren tachtig. Van de Nederlandse filmwereld heeft Bos geen hoge pet op, dus hij redeneert: hoe meer ik zelf kan doen, hoe beter. Om inspiratie op te doen voor zijn eerste film trekt hij naar Scandinavië, waar hij het artistieke klimaat veel beter vindt en diverse makers spreekt. Het leidt in 1989 tot de semiautobiografische film Mijn vader woont in Rio (regie: Ben Sombogaart), die prompt wordt bekroond in Berlijn en waarvan Bos ook nog een romanversie schrijft. Al snel volgen er meer producties die internationaal in de prijzen vallen: Kinderen van Waterland, Het zakmes, De jongen die niet meer praatte (ook allemaal geregisseerd door Sombogaart).

Van meet af aan heeft BosBros de ambitie om werk van de Nederlandse kinderboekenkoningin Annie M.G. Schmidt te verfilmen. Onbegrijpelijk vindt Bos het dat dit niet eerder is gebeurd, hij zou haar hele oeuvre wel willen aanpakken. Schmidt laat zich echter moeilijk overtuigen. En geld ophalen valt ook niet mee. Want Bos heeft grootse plannen: hij wil beginnen met het boek Abeltje en daar dan een on-Nederlands spectaculaire blockbuster van maken, inclusief fors marketingbudget. Voor hem is het een principekwestie: een mooie familiefilm van eigen bodem moet evenveel publiek kunnen trekken als een dure Disneyhit.

De jongen die niet meer praatte (1995)

Kapsalon Romy (2019)

Bos houdt vol en in 1998 draait Abeltje eindelijk in de bioscoop. Voor haar overlijden in 1995 heeft Schmidt het script haar zegen nog gegeven – ook al is het verhaal flink gemoderniseerd. Abeltje trekt nét niet de miljoen bezoekers waar de producent op hoopte, maar zet wel een nieuwe standaard voor Nederlandse familiefilms.

Pedagoog

Abeltje vormt het startschot voor een hele rits grote publieksfilms van BosBros – veelal naar boeken van Schmidt, maar ook van populaire auteurs als Paul van Loon en Francine Oomen. Daartussendoor blijft steeds origineel werk verschijnen, meestal net iets subtieler en minder commercieel getint. De beste films zijn geschreven door Burny’s dochter en rechterhand Tamara Bos: Het paard van Sinterklaas (2005), Brammetje Baas (2012), Kapsalon Romy (2019).

Ondanks al het zakelijke succes is Burny Bos in zijn lange carrière nooit het contact verloren met zijn innerlijke pedagoog. Typerend is een citaat in de Volkskrant uit 2004: ‘Je kunt je afvragen of kinderen zo veel waarde hechten aan kwaliteit. Pokémon vinden ze ook prachtig. […] Maar neem je er genoegen mee als je kinderen elke dag bij McDonald’s eten? Nee toch? Ze moeten ook met iets anders dan pulp in aanraking komen. Zo zien ze dat films niet smerig of gewelddadig hoeven te zijn om ze te kunnen waarderen. Heus, ze willen niet alleen maar shit.’

Met pensioen gaan lijkt voor Bos nooit een optie te zijn geweest. Onlangs schreef hij nog scenario’s voor een Telefilm – Eerlijk gestolen, dit najaar op tv – en een toekomstige speelfilm over Dikkie Dik. Daarnaast heeft hij allicht ook al nagedacht over de toekomst van BosBros en de Nederlandse jeugdfilm in het algemeen. Hopelijk kan hij er op Cinekid uitgebreid over vertellen.