En wéér verschijnt er een Pinokkiofilm. De vierde in vier jaar tijd, na een Italiaanse productie, een Disney-remake en een Russische animatiefilm. Waarom blijft het verhaal van de levende marionet die een echte jongen wil worden toch zo mateloos populair?
Natuurlijk, het boek waarmee alles begon – De avonturen van Pinokkio uit 1883 – is een van de grootste bestsellers aller tijden. Het sprookje van de Italiaanse auteur Carlo Collodi is zonder meer spannend en fantasierijk. Toch spreekt het niet per se voor zich dat het intussen al ruim dertig keer is verfilmd (series niet meegerekend). Collodi schreef het verhaal aanvankelijk als feuilleton voor een pedagogisch kinderblad, en dat is wel te merken: het is zeer episodisch en moralistisch, met in de hoofdrol een rotzakje dat keiharde lessen leert. Collodi’s Pinokkio terroriseert zijn maker Gepetto en slaat de pratende krekel die in diens huis woont met een hamer dood. Op den duur maakt hij het zo bont dat hij wordt opgehangen en sterft. Zo wilde Collodi het verhaal in eerste instantie afsluiten – boontje komt om z’n loontje. Pas na bezwaar van zijn redacteur besloot hij Pinokkio weer tot leven te wekken om nog meer bizarre en sinistere avonturen te beleven.
Regisseur Guillermo del Toro deed zo’n vijftien jaar over het realiseren van zijn stop-motionfilm Pinocchio. In die periode verschenen er ook andere films over de houten pop, maar Del Toro’s versie doet die allemaal verbleken.
Dat dit oorspronkelijke verhaal in de vergetelheid is geraakt, is natuurlijk te wijten aan Walt Disney, die in 1940 een grondig gekuiste en ingekorte tekenfilmversie uitbracht. Die film, visueel revolutionair, kreeg al snel een iconische status en zette de standaard voor veel Pinokkiofilms die zouden volgen. Het namaakjongetje-met-een-hart-van-goud werd zelfs een soort archetype – denk aan de mangaserie Astro Boy en de Spielbergfilm A.I. Zo’n tachtig jaar na dato lijkt deze Pinokkiovariant echter wel over de houdbaarheidsdatum heen. Nadat hij al hilarisch was geparodieerd in de Shrek-films gaf Disney eerder dit jaar zelf de genadeklap met een lachwekkend oubollige remake van de eigen klassieker. Zó kan het echt niet meer.
Pinokki-olala
Over Pinokkio zijn al vaker excentrieke films gemaakt. Tot de wonderlijkste titels behoren Pinocchio in Outer Space, griezelfilm Pinocchio’s Revenge en The Erotic Adventures of Pinocchio (met de memorabele slogan: ‘It’s not his nose that grows’). Een onbedoelde culthit werd de recente Russische animatiefilm Pinocchio: A True Story, vanwege het vreemde script en de maffe nasynchronisatie van acteur Pauly Shore.
Roberto Benigni
Hoe moet het dan wel? De laatste jaren deden verschillende filmmakers een poging om terug te keren naar het basisverhaal. Italianen vooral, allicht begaan met hun culturele erfgoed. Zo maakte Roberto Benigni (La vita è bella) in 2002 een Pinokkiofilm waarin hij zelf, op z’n vijftigste, de marionet speelt. Met potsierlijk resultaat. Beter is de versie van Matteo Garrone (Gomorra) uit 2019, waarin Benigni eveneens meedoet, nu als Gepetto. Maar ook die film mist echte magie, alsof Garrone hem vooral maakte uit plichtsbesef.
Een probleem met die trouwe verfilmingen is misschien dat het boek van Collodi deels erg tijdgebonden is. Dat zit hem niet alleen in het moralisme, maar ook in allerlei satirische details die moderne lezers zullen ontgaan. Om optimaal te blijven werken heeft het verhaal wellicht steeds een nieuwe, actuele insteek nodig.
Zo bekeken komt de nieuwe Pinokkiofilm van Mexicaan Guillermo del Toro als geroepen. Guillermo del Toro’s Pinocchio, zoals de titel voluit luidt, combineert de grimmigheid van het boek met het sentiment van Disney (inclusief liedjes), maar is bovenal een heel persoonlijke hervertelling. Del Toro, maker van duistere sprookjesfilms als Pan’s Labyrinth en The Shape of Water, staat bekend als een groot liefhebber van het verhaal en was al zo’n vijftien jaar bezig deze film van de grond te krijgen. Dat de financiers er niet voor in de rij stonden, lag vooral aan de beoogde vorm: Del Toro moest en zou er een stop-motionanimatiefilm van maken. Het ultieme poppenverhaal als poppenfilm – mooier kan het natuurlijk ook niet. Na lang leuren hapte uiteindelijk Netflix toe als producent. Gelukkig maar, want het resultaat is werkelijk schitterend geworden.
Buitenbeentje
Guillermo del Toro’s Pinocchio speelt zich af in de jaren dertig, tijdens de opkomst van het fascisme in Italië. In de aandoenlijke proloog is de Eerste Wereldoorlog nog bezig en ontmoeten we houtbewerker Gepetto en zijn zoontje Carlo. Tijdens de reparatie van een crucifixbeeld in de plaatselijke kerk wordt hun dorp gebombardeerd en daarbij komt Carlo om het leven. Gepetto’s verdriet zet hem uiteindelijk aan tot het maken van een levensechte jongenspop.
Oorlog, dood, religie – Del Toro-fans zullen de vaste thema’s van de cineast meteen herkennen. En ook het buitenbeentje dat zelf zijn weg moet vinden, is een terugkerend element in zijn oeuvre. In interviews vertelt Del Toro dat Pinokkio hem altijd heeft aangesproken, omdat hij zelf als kind ook een outsider was en thuis aan zijn lot werd overgelaten. Juist Pinokkio’s eigenwijsheid spreekt hem aan, vertelt hij in Vanity Fair. ‘In veel versies van de fabel is de boodschap dat je gehoorzaam moet zijn, dat je je geest moet leren beteugelen. Maar blinde gehoorzaamheid is geen deugd.’ Dit punt wordt benadrukt door de oorlogssetting van de film, licht Del Toro toe. ‘Voor mij is Pinokkio’s ongehoorzaamheid zijn grootste deugd. Terwijl iedereen in zijn omgeving zich gedraagt als een marionet, doet hij dat zelf niet.’
De grootste les die deze Pinokkio leert, is dat hij trouw moet blijven aan zichzelf, wat de wereld daar ook van mag vinden. Dat conformeren – ‘een echte jongen worden’ – misschien niet het hoogste goed is. En daarmee maakte Guillermo del Toro een uitgesproken Pinokkiofilm voor deze tijd.