Russische en Amerikaanse miljardairs, Arabische oliesjeiks en sinds kort ook Chinese zakenlui met te veel geld kopen voetbalclubs op, door hen beschouwd als lucratieve investering in een populair stuk speelgoed. Maar naast sportieve en zakelijke belangen spelen ook andere motieven vaak een rol. Neem de Russisch-Israëlische miljardair Arcadi Gaydamak, die in 2005 Beitar Jerusalem FC aanschafte, een club uit de hoogste Israëlische divisie. Gaydamak had, naast een uiterst dubieuze reputatie, ook politieke ambities; hij wilde burgemeester van Jeruzalem worden en was uit op de stemmen van de aanhang van Beitar Jerusalem. Toen Gaydamak niet werd verkozen, daalde zijn belangstelling voor de club pijlsnel. Wel trok hij, uit welke motieven ook, twee spelers uit Tsjetsjenië aan, moslims. De fanatieke fans van Beitar Jerusalem – de enige club waarvoor nog nooit een Arabier had gevoetbald, met de grootste supportersschare in Israël – reageerden furieus.
Vooral La Familia, de ultraconservatieve en nationalistische harde kern die zich volledig identificeert met het joodse karakter van de club en de staat Israël, toonde zijn ware gezicht. ‘Dood aan de Arabieren’ en ‘we zijn het meest racistische team,’ werd er gescandeerd. De beide Tsjetsjenen, geen Arabieren dus, begrepen niet wat hen overkwam. De doodsbedreigingen aan hun adres noopten de teamgenoten, de trainer en het clubbestuur tot stellingname. Toen de populaire aanvoerder en doelman opriep tot kalmte veranderde het ‘Ariel Harush, olé, olé’ in ‘Harush is een verrader’ en ‘Harush is dood’. Toen voorzitter Itzik Korenfein het spandoek ‘Forever pure’ – waarmee ‘raszuiverheid’ werd verlangd in plaats van Arabieren – veroordeelde, omdat Joden die term ‘gezien het verleden’ niet mogen gebruiken, zong La Familia bij zijn woning dat ze zijn dochter gingen verkrachten. ‘Wat je in het stadion op de oosttribune ziet, is een samengebalde, versterkte versie van de houding in onze samenleving,’ zei de voorzitter. Het is geen toeval dat toenmalig minister van Defensie Avigdor Lieberman, die Beitar Jerusalem prees als de belichaming van nationalisme, en ook premier Benjamin Netanyahu, zich graag met de club associeerden.