De eerste halve minuut is magistraal. We zien een vredig dorp bij dagenraad, krekels tsjirpen. In die rust scheurt een motoragent het beeld in; van onderaf gefilmd is hij meer dan levensgroot. Dan volgen de glimmend-zwarte presidentiële wagens, juist van bovenaf gefilmd zodat de stoet eindeloos lang lijkt, het is net een vijandige invasie.
Laat het maar aan de makers van House of Cards
over om het presidentschap zo intimiderend mogelijk neer te zetten. En dan komt
hij hier alleen nog maar een bloemetje brengen op het kerkhof, president
Underwood. Een onschuldig bosje wit – maar even later klettert zijn straal op de
zerk als hij pist op het graf van zijn eigen vader. Als zijn zoon ook maar ’n
beetje op hem lijkt, is het zijn verdiende loon.
Deze kracht bezat
de serie vanaf het begin: House of Cards, geschreven door een telg uit een
militair geslacht – beide opa’s van Beau Willimon vochten in WOII, zijn vader
was marinier en hij is opgegroeid op legerbases – zet de politiek neer als een
gevecht, en in de strategie van die oorlog om de macht zijn alle middelen
geoorloofd: manipulatie, het ondermijnen van medewerkers en zelfs moord.
Op die spanning dreven het sterke eerste en tweede seizoen. Maar in seizoen
drie heeft voormalig parlementslid Underwood zijn doel bereikt: het Oval Office
. Nadat hij de zittende president eruit heeft gewerkt is hij nu de machtigste
man van het land. In lijn met het gewicht van zijn nieuwe functie is alles in de
serie zwaarder aangezet: de cameraposities zijn zoals we al zagen extremer, de
muziek is opgevuld met grote orkestpartijen en de kleding van Claire Underwood
is majestueus. Dat werkt. Maar het lijkt wel of diezelfde zwaarte het plot juist
parten speelt, trager maakt.