In The Get Down neemt regisseur Baz Luhrmann (Romeo+Juliet, Moulin Rouge!, The Great Gatsby) ons mee naar de geboorte van de hiphop in de jaren zeventig in New York.

Now, what you hear is not a test –
  I’m rappin’ to the beat,
And me, the groove, and my friends,
  are gonna try to move your feet


En plots was daar hiphop. ‘Rapper’s Delight’ (1979) van The Sugar Hill Gang geldt als het eerste nummer dat hiphop naar de hitlijsten bracht. Zeven minuten (veertien als je naar de lange versie luistert) met een enorme impact. Een jaar later was hiphop overal en disco verleden tijd. Veertig jaar later zijn we niet opgehouden met schrijven, al gaat het nu niet meer over Grandmaster Flash and the Furious Five , Kurtis Blow of Afrika Bambaataa, maar over Drake, Jay Z, Nicki Minaj en Kendrick Lamar, die hits scoren en arena’s vullen.

Dat dat allemaal niet van de ene op de andere dag gebeurde, spreekt voor zich. De nieuwe Netflixserie The Get Down duikt in wat bedenker en regisseur Baz Luhrmann (Romeo+Juliet, Moulin Rouge!, The Great Gatsby) ‘de prehistorie van de hiphop’ noemt. Eind jaren zeventig remixen jongeren in New York discoplaten, verlengen ze eindeloos breaks en maken ze hun eigen beats. ‘In 1977 was disco op zijn piek, rock was decadent. We hadden te maken met een oliecrisis, gekke sektes, terrorisme en Elvis ging dood,’ schetste hij het tijdperk recent tegenover Vogue. ‘En in dat jaar, ergens in The Bronx, waren jongeren bezig met iets waar niemand iets om gaf of naar omkeek… hoe kon daar, op die plek waar zo weinig was, iets ontstaan dat uiteindelijk de wereld zou veranderen?’

Draaitafels
In de serie volgen we een groepje tieners – dansers, zangers, dj’s, dichters en dromers – op hun weg langs de draaitafels en straatfeesten, discoclubs en schimmige achterafsteegjes. Ze dragen namen als ‘ Shaolin Fantastic’, ‘Ra-Ra’, ‘Boo-Boo’ en ‘Ezekiel’, in navolging van grootheden als Grandmaster Flash (in het echt Joseph Saddler) en dj Kool Herc (Clive Campbell). Hoewel de voorvaders van de hiphop ook in de serie voorbij zullen komen, focust de filmregisseur zich liever op wat hij typeert als de mythische kracht van de hiphop. ‘Het wordt – licht geromantiseerd en gedramatiseerd – verteld vanuit het perspectief van de jongeren,’ vertelde Luhrmann verder aan Vogue. ‘En die zeiden dus niet: “Mijn naam is Joseph Saddler .” Zijn naam was Grandmaster, naar de kungfumeesters, en Flash, naar Flash Gordon. Hij was een superheld.’

De Australiër kan er op zijn eigen manier over meepraten. Hij werd in 1962 niet geboren als Baz, maar als Mark en groeide op in Herons Creek – een dorpje halverwege Brisbane en Sydney, zo klein dat er zelfs op dit moment amper 300 mensen wonen. Hij werd grootgebracht op filmklassiekers als The Red Shoes, Gone with the Wind en Citizen Kane. Bij het benzinestation van zijn vader bediende de jonge Mark zijn eigen ‘radiozender’, bestaande uit een afgedankte platenspeler, twee speakers en welgeteld drie platen, waaronder Harry Nilssons ‘One’ (‘… is the loneliest number’). Zijn broertje las voor uit de sportverslagen.

Marks moeder verliet het gezin toen hij elf was en de jongen volgde zelf een paar jaar later. In Sydney en ver daarbuiten zou hij zich vervolgens heruitvinden als ‘Baz’ (naar de Australische kinderfiguur, de vos Basil Brush): gelauwerd acteur, begenadigd schrijver en bombastische theater- en filmregisseur. De man weet wel iets af van remixen, kunnen we wel zeggen.

Authenticiteit

Het liefhebben, gebruik maken en transformeren van muziek geldt inmiddels dan ook als Luhrmanns handelsmerk. In zijn hedendaagse verfilming van Shakespeares Romeo en Juliet (1996) maakte hij van Prince’s dansbare ‘When Doves Cry’ een akoestische tranentrekker, in Moulin Rouge! (2001) vertelde hij het verhaal van een cabaretgroep in 1900 met de muziek van honderd jaar later (Bowie, Madonna, Nirvana en dat op een podium in Parijs) en in The Great Gatsby (2013) bracht hij hiphop naar de roerige jaren twintig. Voor The Get Down heeft hij een strakke titeltrack (en wellicht nog veel meer) laten maken door rapper Nas – die met Illmatic uit 1994 een van de beste en invloedrijkste hiphopalbums ooit maakte.

‘Natuurlijk maken we in de serie gebruik van veel herkenbare hits van vroeger, maar we wilden ook dat onze personages hun eigen muziek maakten,’ verklaarde Luhrmann verder tegen Vulture: muziek staat bij de regisseur niet alleen in het dienst van het verhaal, het is er onderdeel van en in sommige gevallen zelfs hét verhaal. ‘Via muziek verlenen we deze wereld zijn authenticiteit.’

The Get Down belooft in alles een lust voor het oor te worden – en trouwens ook voor het oog : Luhrmanns echtgenoot, mode- en setdesigner Catherine Martin (viervoudig Oscarwinnaar), verzorgde de aankleding voor de serie, die er overdonderend jaren zeventig uitziet: extravagante danszalen, straten beklad met graffiti, de kleurrijkste kleren en een stevige portie afro’s en bakkebaarden.

In zijn zucht naar authenticiteit werd Luhrmann bijgestaan door een keur aan schrijvers, waaronder muziekjournalist en hiphophistoricus Nelson George en natuurlijk de grootheden zelf. Grandmaster Flash, dj Kool Herc, Afrika Bambaataa en vele anderen verleenden hun medewerking achter de schermen.

Voor de camera leunt Luhrmann niet alleen op de min of meer bewezen talenten van Jaden Smith, Giancarlo Esposito en Jimmy Smits, maar ook op nieuwe, onbekende(re) acteurs als Shameik Moore, Justice Smith, Skylan Brooks en Tremaine Brown Jr . De veertienjarige, die de vroegwijze Boo-Boo vertolkt, werd uit The Bronx geplukt – of eigenlijk uit de metro: daar verdiende hij zijn geld als straatartiest, tot Luhrmann en team hem ontdekten. Van onbekend schoffie naar potentiële ster, van straat naar studio. Het klinkt bekend.

Het eerste deel van The Get Down (zes afleveringen) is vanaf vrijdag 12 augustus beschikbaar bij Netflix. Het tweede deel verschijnt volgend jaar.

 

Meer over The Get Down