‘We willen het nog even benadrukken, mensen: alsjeblieft geen spoilers. Zuig desnoods maar iets uit je duim.’ Mark Gatiss en Steven Moffat, bedenkers en schrijvers van de BBC-hit Sherlock, spreken in Londen een zaal vol journalisten toe die zojuist de eerste aflevering van het aankomende, vierde seizoen hebben bekeken.
De voorzichtigheid is best begrijpelijk: Sherlock is een van de grootste internationale tv-hits van het moment; het vorige seizoen werd uitgezonden in tweehonderd landen en trok alleen al in China zo’n honderd miljoen kijkers. Op internet wemelt het van de fansites, waarop geen detail van de productie onbesproken blijft.
Gatiss (die in de serie ook Sherlocks broer Mycroft speelt) voegt nog wel een nuance toe: ‘Goed, eigenlijk is “spoilers” niet helemaal de juiste term, want de belangrijkste wending in deze aflevering is al 120 jaar openbaar.’
De episode in kwestie heet The Six Thatchers en is gebaseerd op het verhaal The Six Napoleons. Want ja, al speelt Sherlock zich af in het heden, de makers grijpen consequent terug op het werk van Sir Arthur Conan Doyle, die tussen 1887 en 1927 vier romans en 56 verhalen schreef over superdetective Sherlock Holmes. Zelf geloven ze dat dit de belangrijkste oorzaak is van het succes, zo vertellen ze na de screening in een interview.
‘Natuurlijk speelt er meer mee,’ zegt Gatiss. ‘We hadden ongelofelijk veel geluk met de casting van de hoofdrolspelers: Benedict Cumberbatch en Martin Freeman zijn echt de Holmes en Watson van hun generatie. Maar vergeet niet dat zij in 2010, toen de serie begon, nog vrij onbekend waren. Toch haalde de eerste aflevering al enorm hoge kijkcijfers. Dat toont wel aan hoe geliefd de verhalen van Doyle nog altijd zijn. Holmes is een meesterlijke creatie, met zijn briljante observaties en sociaal onaangepaste gedrag. En de menselijkheid van Dr. Watson vult hem weer perfect aan. En dan heb je natuurlijk nog de ingenieuze plots.’
Moffat: ‘Die zich trouwens niet zomaar laten verfilmen. Wij maken afleveringen van speelfilmlengte, maar de meeste verhalen leveren slechts zo’n twintig à dertig minuten aan materiaal op. Daar moeten we dus nog een uur bij verzinnen. Meestal gaan we van een bepaald verhaal uit, dat we dan aanvullen met eigen ideeën en allerlei details uit andere Doyle-verhalen.’