O nee, daar begint-ie weer. De eigenwijze natuurkundestudent Albert Einstein onderbreekt zijn professor: hij wil een nieuwe theorie bespreken. ‘Dit is geen experiment, dit is een college!’ roept de hoogleraar woedend. Einstein: ‘Maar dit zou een avontuur moeten zijn!’
De serie Genius snijdt steeds tussen de jonge en de middelbare Einstein, wat goed werkt. De jonge Albert zakt aanvankelijk voor zijn toelatingsexamen voor de universiteit, want hoewel briljant in wis- en natuurkunde, is hij voor alle andere vakken gezakt. Waaronder Frans. Hij neemt Franse les bij een jongedame die hem al snel méér leert dan de Franse taal en een jaar later wordt Einstein toegelaten tot de Polytechnische Universiteit van Zürich. Het blijft lastig voor hem binnen de lijnen te kleuren. Hij is niet gaan studeren om cijfers te halen, maar om de wereld om hem heen te begrijpen! De charmante, ietwat dromerige jongeman vraagt zich vooral af: een object dat door een lege ruimte zweeft, met wat voor snelheid dan ook, beweegt dat eigenlijk wel? Ten opzichte van wat dan? Ondertussen wordt hij verliefd op zijn enige vrouwelijke medestudente. Die snapt tenminste iets van natuurkunde.
Dan snijden we naar 1932. Einstein is inmiddels professor en bedriegt zijn vrouw met een jonge assistente, terwijl zijn relativiteitstheorie niet bij iedereen goed valt. Het nazisme rukt op en sommige collega-wetenschappers noemen de ideeën van de Jood Einstein ‘een bedreiging voor de Duitse natuurkunde’. Einstein voelt zich niet meer veilig en tracht naar de VS te vluchten, maar met zijn linkse sympathieën is hij ook daar niet zonder meer welkom.