Eigenaardig, zo valt Fargo – zowel de film uit 1996 van de broertjes Ethan en Joel Coen als de twee televisieseizoenen die er de afgelopen jaren van werden gemaakt – het best te omschrijven. Gruwelijke moorden, belachelijke moorden en belachelijk gruwelijke moorden op het platteland van Amerika, met bijbehorende koddige personages en dialecten (‘Yah’, ‘Aw Jeez’), en dat allemaal in wonderlijk mooie winterscènes; voeg er wat gortdroge humor en Minnesota nice aan toe – inwoners van Minnesota hebben de reputatie vriendelijk, beleefd en terughoudend te zijn – en je hebt Fargo. Een eigenaardig meesterwerk.
Een meesterwerk dat gebaseerd is op een leugen. Net als de film begint elke aflevering van de serie Fargo met de tekst: ‘This is a true story. De gebeurtenissen in deze film vonden plaats in Minnesota. Op verzoek van de nabestaanden zijn alle namen gefingeerd. Uit respect voor de slachtoffers wordt de rest precies verteld zoals het is gebeurd.’
Googelen naar de achterliggende feiten heeft geen enkele zin. Niets ervan is namelijk echt gebeurd. En ergens moet je dat ook niet willen, gezien het aantal doden dat er gemiddeld valt in deze true stories. Het is een van de redenen waarom Fargo zo goed werkt, als film en vooral als serie.
‘Het is altijd mijn bedoeling geweest om die zin – “dit is een waargebeurd verhaal” – te deconstrueren,’ vertelde Noah Hawley onlangs aan USA Today. Hij was het die de gebroeders Coen ervan overtuigde om Fargo bijna twintig jaar na dato naar televisie te vertalen en daarbij nam hij het leeuwendeel van het schrijf-, regisseer- en denkwerk op zich. ‘Ik probeer vooral een verhaal te vertellen dat voelt als het echte leven. De plotwendingen kunnen daarom geen typische film-twists zijn, maar ze moeten iets willekeurigs hebben, toevallig aanvoelen.’