Toen regisseur Steven Spielberg met horrorklassieker Jaws (1975) – over een allesverslindende haai, die volgens sommige filmanalisten symbool stond voor vrouwenhaat, marxisme en de straf voor Hiroshima – groots doorbrak, luidde hij het tijdperk van de ‘blockbuster’ in. Een beetje blockbuster is een liefst zo lowbrow mogelijke hutspot van bewezen succesvolle ingrediënten, gegoten in een voor de massa herkenbaar genre. Maar de komst van streamingdiensten als HBO en Netflix zette dit vertrouwde verdienmodel volledig op z’n kop: er was ineens voldoende geld én artistieke vrijheid om de grenzen van audiovisueel entertainment drastisch op te rekken.
Wat dat betreft lijkt de knettergekke animatietrip Love, Death & Robots weer een stapje verder in de evolutie van televisie. De achttiendelige Netflix-serie laat bekende genres achter zich door science fiction, horror, actie, komedie en erotiek met elkaar te vermengen. Ook op een ander vlak is de serie vernieuwend: animatie leek tot nu toe vooral voorbehouden aan kinderfilms en relatief obscure Japanse anime. ‘Ik ben fucking blij dat het medialandschap eindelijk zo is veranderd dat animatie voor volwassenen deel kan uitmaken van de culturele conversatie’, zei regisseur Tim Miller (Deadpool) tijdens de lancering. Hij ontwikkelde de reeks samen met David Fincher (Se7en, Gone Girl, The Social Network). Voor dit ambitieuze project over liefde, dood en robots riepen de makers de hulp in van animatiestudio’s over de hele wereld: van Spanje, Polen, Zuid-Korea en Denemarken tot Millers eigen Amerikaanse Blur Studio.