‘Een kruising tussen Pippi Langkous en Al Capone.’ Er zijn minder kleurrijke manieren om jezelf te introduceren, maar we hebben hier dan ook niet bepaald te maken met een man die uitblinkt in bescheidenheid. Deze wonderlijke omschrijving dekt daarom prima de lading, want het leven van de Zweedse meestercharmeur, bankrover, ontsnappingsexpert én oplichter Clark Olofsson is zo mogelijk nog kleurrijker dan dat van Capone en Langkous samen.
Als Olofssons naam niet direct een belletje doet rinkelen, is dat u vergeven. Toch heeft u ongetwijfeld wel eens gehoord van het Stockholmsyndroom: het fenomeen waarbij een gijzelaar sympathie ontwikkelt voor de gijzelnemer. En laat Olofsson nu net een cruciale rol hebben gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van dat syndroom. In 1973 was een overval op een bank op de Norrmalmstorg (een plein in het centrum van Stockholm) dagenlang wereldnieuws. De veroordeelde crimineel Jan-Erik Olsson was ontsnapt uit de gevangenis, en besloot vier werknemers van de bank te gijzelen. Zijn eis: drie miljoen Zweedse kronen, een vluchtauto én de vrijlating van een andere crimineel: Clark Olofsson.
De lokale autoriteiten stemden uiteindelijk toe, en dus kon Olofsson zich als tweede ‘gijzelnemer’ bij Olsson voegen. Een van de gijzelaars, de 23-jarige stenograaf Kristin Enmark, wist op dat moment dat er stront aan de knikker was, want iedereen in Zweden kende de 26-jarig Olofsson als een knappe, maar ook extreem gevaarlijke man, die daarvoor al minstens twee keer uit de gevangenis was ontsnapt.