Nog één keer die vernietigende speech bij de Golden Globes terugkijken, of voor het slapengaan nog even wat hoogtepunten uit zijn comedyshows opzetten. De trouwste fans blijven smullen van de grote bek van de Britse comedian, acteur en maker Ricky Gervais. Maar terwijl hij al die snoeiharde grappen over Hollywood, machthebbers en minderheidsgroeperingen maakt, lijkt Gervais stiekem steeds vaker iemand anders te willen zijn: iemand die - als het nodig is - heus wel voor zijn gevoelens durft uit te komen. Niet meer altijd de plagerige hork, maar een man die óók iets om een ander kan geven.
Het derde seizoen van de door Gervais geregisseerde en geschreven Netflixserie After Life vormt het sluitstuk, waarin de comedian zichzelf voortdurend vragen stelt. Want is het altijd nodig om een ontregelende klootzak te zijn die iedereen afstoot? Of kun je je ook nog ontworstelen aan je inktzwarte mensbeeld, en gelukkig worden van het geluk van de ander?
En dat terwijl After Life ooit juist begon als uiterst misantropische serie, waarin Gervais vooral leek terug te vallen op zijn vertrouwde metier, het spelen van narcistische klootzakken. Hoofdpersoon Tony was een arrogante kwal, die vooral ‘floreerde’ bij het uiten van de grofste beledigingen. Er bleek een goede reden te schuilen achter die onaangename façade, want na het overlijden van zijn vrouw Lisa werd Tony nooit meer zijn oude, vrolijke zelf. En dus leren we hem in de serie kennen als een man die eigenlijk niets liever wil dan uit het leven stappen, ware het niet dat hij de enige is die zijn hond te eten kan geven.