Wat een line-up heeft het filmfestival van Venetië dit jaar! Sinds de aanstelling van directeur Alberto Barbera in 2012 is het festival sowieso bezig met een enorme inhaalrace ten opzichte van Cannes, maar dit jaar spant de kroon. Op de persconferentie van 25 juli jongstleden, waar Barbera de geselecteerde films presenteerde, noemde hij het ‘mijn beste line-up tot dusver.’ En daar is weinig tegen in te brengen, want in de hoofdcompetitie draaien dit jaar nieuwe films van onder anderen de gebroeders Coen, Paul Greengrass, Damien Chazelle, Mike Leigh, Jacques Audiard, László Nemes, Alfonso Cuarón en Yorgos Lanthimos. Wat meteen een staalkaart is van de hedendaagse cinema. Variërend van diepe arthouse (Nemes) tot de betere cross-overfilm (Greengrass). Het is een rijtje namen waar ook Cannes zich voor op de borst geklopt zou hebben.
Maar deze films waren niet in Cannes, ze zijn in Venetië. Wat de vraag oproept: waarom kozen deze filmmakers en hun producenten voor Venetië? Daar is een aantal verklaringen voor. Om te beginnen directeur Barbera zelf. Onder voorganger Marco Müller was het festival een gedrocht geworden. In amper tien dagen tijd werden er meer dan tweehonderd films vertoond. Het was kwantiteit boven kwaliteit. Toen Barbera in 2012 aankwam ging hij strenger selecteren. Hij maakte het festival kleiner en juist daardoor werd het aanzien weer groter. Er gaan nu nog maar zo’n vijftig films in première, tegen het dubbele in Cannes.
Vergelijk je Cannes en Venetië met een winkel, dan is Cannes een warenhuis en Venetië een boetiek. Er wordt aanzienlijk minder te koop aangeboden, zodat er meer ruimte is in de etalage.