Een rondetafelgesprek met drie jonge Nederlandse dramaregisseurs: Tallulah H. Schwab (De kapsalon, voor VPRO's Lolamoviola), Mark de Cloe (Everest, in de reeks Novellen voor de NPS) en Michiel van Jaarsveld (single play Marrakech voor de Vara).
Waarom drama en geen documentaire?
Mark de Cloe: Ik wil een soort kijkdoos maken, waarin mensen iets kunnen zien over het leven. En daar heb ik niet per se de werkelijkheid bij nodig.
Tallulah H. Schwab: De werkelijkheid begrijp ik ook niet zo goed. Drama is een wereld die je zelf kan manipuleren. Dan ben je een beetje god.
Michiel van Jaarsveld: Ik zou ook wel documentaires kunnen maken, want ik heb er verschillende gezien die mij wisten te ontroeren.
En dat is wat jullie willen: ontroeren?
Alledrie: Ja. Zeker.
MvJ: Daar gaat het toch om. Die verheviging. En dat kan je met fictie makkelijker bereiken. Je kan het sturen.
MdC: Je maakt iets wat er nog niet is, dat vind ik zo mooi. En het is leven. Je hebt emoties, relaties, teleurstellingen. Het is een soort miniwereld, waarin dat afspeelt. Het is prachtig om daar mee bezig te zijn. En die werled is niet gespecificeerd. Meer een soort niemandsland. Waar ook een stad is, en waar ook problemen en conflicten zijn. En op het moment dat ik dat schrijf is het Mark-land, en als de toeschouwer het ziet wordt het Jullie-land. De toeschouwer heeft dan een eigen land voor een tijdje.
Hoe wordje regisseur?
MdC: Je moet het heel graag willen, want als cameraman kan je meerverdienen, en als grafisch ontwerper heb je meer werk.
MvJ: En heb je eenmaal de droom om regisseur te willen worden, dan moet je dat ook zo snel mogelijk aan jezelf bewijzen. Zorg dat je zo snel mogelijk iets maakt. Proef ervan, en als het heel lekker smaakt dan kom je er waarschijnlijk niet meer vanaf. De eerstejaren dat ik er mee bezig was heb ik veel twijfels gehad. Ben ik wel goed genoeg? Op een gegeven moment heb ik maar besloten die twijfel te laten verstommen, omdat ik wist dat die vraag telkens terug zou komen. Want ook al dacht ik: ‘Zie je wel, je kan het niet,’ ik ging toch gewoon door.
Hoe ontstaat een film?
MvJ: Met een idee.
MdC: Voor mij is de manier waarop iets verteld wordt bijna even belangrijk als wat er verteld wordt. Daar ben ik vanaf het begin al mee bezig. Het is niet zo dat ik net zo lang sleutel aan een verhaal tot het af is en dan aan de verbeelding ga werken. De vorm heeft zoveel invloed op het verhaal dat ik ze niet los kan zien.
TS: Ik wil van tevoren alles exact weten. Ik maak ook tekeningen, zodat ik zeker weet wat ik wil. En als ik de film begin te maken, laat ik dat weer los. Dan ben ik zo vertrouwd met mijn eigen idee, dat ik makkelijker met andere standpunten kan omgaan. Want soms klopt iemands visie op wat ik geschreven heb nog meer met wat ik zelf voor ogen had.