Toen Obama in zijn overwinningsspeech beloofde dat Malia en Sasha een puppy mochten uitzoeken, was dat niet alleen een ontroerende vaderlijke geste, maar ook een slimme politieke zet. Want het uitzoeken van de First Dog werd met evenveel belangstelling gevolgd als het samenstellen van Obama’s eerste kabinet.
Amerikanen zijn bij gebrek aan een fatsoenlijk koningshuis bovenmatig geïnteresseerd in het privéleven van hun presidenten, en de dieren in die huishoudens spelen daarin een niet te onderschatten rol.
In juli 2012 publiceerden vier politicologen een onderzoek naar het strategisch gebruik van presidentiële huisdieren getiteld ‘Unleashing Presidential Power: The Politics of Pets in the White House’. Daarin toonden ze aan dat First Dogs veelvuldig werden ingezet in tijden van oorlog of schandalen, maar juist niet in periodes van economische malaise.
Tot dusver heeft Obama’s Portugese waterhond Bo nog geen prominente rol gespeeld in de verkiezingsstrijd. Een gemiste kans voor zijn baasje, die zich eenvoudig had kunnen profileren als de grotere hondenliefhebber. Opponent Mitt Romney wordt namelijk al maanden geplaagd door het Seamus-schandaal. In talloze interviews moest hij zich verantwoorden voor het feit dat hij in 1983 zijn Ierse setter Seamus tijdens een vakantie in een bench op het dak van zijn auto vervoerde. Het was een rit van duizend kilometer, waarbij Seamus halverwege een aanval van diarree kreeg. De poep droop van de ramen, zodat Romney genoodzaakt was bij een benzinestation te stoppen om hond, auto en bench te wassen.