Terugkijktips van week 41 die je niet mag missen
Geen fase
3LAB: To Bi or not to Bi
3LAB
Bastiaan Rosman (1993) maakte een documentaire over zijn biseksualiteit en de vooroordelen waarmee biseksuelen te maken krijgen.
lees verder
Rosman: ‘Vier jaar geleden ontdekte ik dat ik biseksueel ben. Het was op een avond, ik zoende voor het eerst met een jongen. Ik was toen 24. Tot die tijd ging ik alleen met meisjes. Twee weken later vertelde ik het aan mijn ouders. Zij vonden het geen enkel probleem, dat was fijn. Op dit moment vind ik jongens interessanter, maar ik val ook nog steeds op meiden en ga nog steeds met ze naar bed. Nee, ik vind het niet fijn om een percentage te noemen. Dat vragen mensen altijd. Dan denk ik: moet dat? Vorig jaar had ik een relatie met een jongen. Ik voelde toen geen behoefte om ook met vrouwen te slapen. Mensen vragen dan altijd: mis je niet iets, omdat je biseksueel bent? Maar nee, ik ben verliefd op een persoon en het is niet omdat ik biseksueel ben dat ik niet genoeg heb aan die ene persoon. Ik hou ook niet van open relaties.
Er zijn nog veel vooroordelen jegens biseksuele mensen. Vaak wordt er bijvoorbeeld gezegd: ben je niet gewoon gay? Dat hoor ik vooral veel vanuit de gay community. Zij lijken soms te denken dat bi een overgangsstickertje is voor mensen die nog niet helemaal kunnen accepteren dat ze gewoon knettergay zijn. Maar ik ben nu eenmaal biseksueel, klaar. Ik vind het wel jammer dat je zelfs in je eigen community van lgbt’ers gejudged wordt. Mijn documentaire To bi or not to bi gaat over zulke vooroordelen en over mijn eigen weg die ik afleg om mijn geaardheid te omarmen. Ik heb hem vooral gemaakt voor anderen, die misschien nog een coming out moeten maken.
Ik heb daar zelf een paar jaar mee gewacht. Ik was op tv als presentator van Drugslab en had geen zin in alle reacties die je kunt krijgen na zo’n coming out. Iedereen heeft altijd overal een mening over. Voor mijn documentaire heb ik veel onderzoek gedaan en gesprekken gevoerd met biseksuele mensen. Daaruit blijkt dat zij met dezelfde vooroordelen te maken krijgen als ik, en ook wetenschapper Emile Maliepaard komt in zijn recente proefschrift over biseksualiteit tot die conclusie: biseksualiteit is minder geaccepteerd als reële geaardheid dan homoseksualiteit. Je wordt minder vaak geloofd.
Ik vond het wel spannend om deze film te maken en daarmee tegelijk ‘uit de kast te komen’. Maar de film heeft me geholpen, als een soort therapie. Ik heb geleerd me het oordeel van anderen niet zo aan te trekken. Zelfs gewoon schijt te hebben aan de mening van een ander. Eigenlijk was ik deze film al twee jaar aan het schrijven. Maar ik was er steeds nog nét niet klaar voor. En toen dacht ik opeens: fuck it.’
Hemel zonder regenboog
2Doc: Hemel, hel & regenboog
Naast zijn werk bij de marine probeert de homoseksuele ex-refo John Lapré de reformatorische wereld inclusiever te maken voor lhbti’ers.
lees verder
Begin dit jaar berichtte NRC Handelsblad over wantoestanden op de reformatorische Scholengemeenschap Gomarus in Gorinchem. Homoseksuele leerlingen zouden zich daar niet veilig voelen en anders behandeld worden dan hetero’s. Ook informeerde de school ouders over de seksuele voorkeur van hun kind. Dat is niet alleen onveilig, maar ook discriminatie en dus verboden. Voor de onderwijsinspectie reden om onderzoek te doen waarna aangifte volgde bij het Openbaar Ministerie. Sta je er mooi op als school.
Dezelfde onveilige situatie kent de homoseksuele luitenant ter zee John Lapré maar al te goed uit zijn jeugd. Lapré groeide op in reformatorisch Genemuiden en zweeg zijn hele jeugd over zijn geaardheid. Want homoseksualiteit werd in zijn kerkgemeenschap niet alleen zondig gevonden, maar zelfs gruwelijk, tegennatuurlijk en schandelijk. Dat hijzelf als homo niet meer welkom was in de kerk sprak voor zich, maar zijn ouders dreigden ook in de hel te belanden.
Lang verhaal kort, na een flinke geestelijke worsteling kozen zijn ouders voor hun zoon plus schoonzoon. Liefde en medemenselijkheid wonnen, zoals te zien is in de eo-documentaire Hemel, hel en regenboog van Noud Holtman. Nu zet Lapré zijn persoonlijke ervaringen in om het voor lhbti’ers wat leefbaarder te maken achter het reformatorische prikkeldraad. Dat doet hij door lezingen te geven en bij kerken over dit thema in gesprek te gaan.
Hij strijdt tegen uitwassen zoals de conversietherapie, waarbij homo’s ‘genezen’ worden van hun ‘ziekte’. De hele Tweede Kamer veroordeelde deze religieuze kwakzalverij, uitgezonderd de sgp en ChristenUnie. Lapré haalt verhaal bij ChristenUnie-voorman Gert-Jan Segers. Die speelt de vermoorde onschuld en houdt zich vriendelijk van de domme. Spannender wordt het als hij teruggaat naar zijn oude middelbare school. Daar vraagt hij of de docenten nog altijd van mening zijn dat in de hemel geen plaats is voor niet-heteroseksuelen. Het begin van hun antwoord klinkt hoopgevend. ‘Als je Jezus liefhebt, wordt bij de hemelpoort echt geen onderscheid gemaakt.’ Dat sprankje hoop verdwijnt direct bij de rest van het antwoord. ‘Dat geldt ook voor gierigen en vrijgevigen.’ Lapré weet wat hij hoort. Zijn missie is nog lang niet volbracht.
Dat gele spul
Keuringsdienst van waarde
Zeker nu heel Holland bakt waant iedereen zich banketbakker. Maar dan moet je diens room niet uit een zakje halen.
lees verder
Voor het eten van een tompouce bestaan roekeloze en doordachte handelwijzen. In 2016 deed Het instituut, een programma van BNNVara en NTR onderzoek naar de verschillende methodes voor het verorberen van een tompouce onder een groep van honderd mensen. De meerderheid, 44 procent, was ‘daklichter’. Daklichters halen het beglazuurde dak van de tompouce af om de twee onderdelen vervolgens in etappes weg te happen. Daarbij maakte het programma onderscheid tussen de ‘klassieke daklichter’ (33 testpersonen), die eerst het dakje eet, en de ‘vrouwelijke daklichter’ (elf), die eerst de bodem met room eet om het lekkerste (het dakje) voor het laatst te bewaren. Vervolgens is er de ‘happer’ (23 procent) die, de naam zegt het al, roekeloos zijn tanden in de tompouce zet en de room alle kanten op laat spuiten. Behoorlijk geraffineerd gaat de ‘splitser’ te werk (acht procent). Hij splitst de tompouce horizontaal in het midden van de roomlaag in tweeën, waardoor er net als bij de daklichter twee onderdelen ontstaan, maar in dit geval twee onderdelen met room.
Ook zijn er ‘snijders’ (zes procent), die met mes en vork de schijn van netheid proberen hoog te houden, maar er uiteraard een puinhoop van maken. Het onderzoek schaarde negentien mensen onder ‘overige technieken’. Een van hen verblufte de onderzoekers met de volgende methode: dak lichten, de onderkant met room bovenop het dak plaatsen en vervolgens het geheel afhappen. Opgeruimd werken en toch een integrale smaakervaring!
Hoe heet dat spul trouwens, tussen dak en bodem? Dat is banketbakkersroom, ook bekend van de puddingbroodjes, soezen en éclairs. De keuringsdienst steekt er vandaag haar neus in. Wat blijkt: hier is maar één methode de juiste, en die heeft te maken met melk, eidooiers, suiker, een vanillestokje en maizena of bloem.