Terugkijktips van de afgelopen week die je niet mag missen

Jason veert terug

Jason

'Jason', de nieuwe documentaire van Maasja Ooms, vertelt het enorm pijnlijke, maar ook inspirerende verhaal van de getraumatiseerde jongen Jason, die strijdt tegen opsluiting in de jeugdzorg. ‘Ondanks alles was Jason ook liever thuis blijven wonen.’

lees verder

‘Mijn trauma’s heb ik onderverdeeld in drie bakken in mijn hoofd.’ Jason Bhugwandass vertelt het heel nonchalant bij het intakegesprek van zijn traumatherapie. Later in de indringende documentaire Jason leren we de aard van zijn jeugdtrauma’s kennen, en daarbovenop nog eens het trauma dat hij opliep door opgesloten te worden in de jeugdinstelling waar hij op zijn zeventiende belandde. Een misstand die Jason andere jongeren wil besparen: nu hij volwassen is, strijdt hij voor een ander jeugdzorgbeleid, zónder opsluiting van kwetsbare kinderen.

Maar eerst gaat Jason aan de slag met EMDR-traumatherapie, zo zien we in de aangrijpende film: vier weken lang, vijf dagen per week, vier uur per dag. Door zijn trauma’s te vertellen in combinatie met lichtjes, bliepjes, geluiden en hersenoefeningen wordt de lading van zijn herinneringen afgezwakt. Zodat Jason door kan met zijn leven: om de jeugdzorg te kunnen hervormen, wil hij psycholoog worden. Daarnaast zit hij ook nog in een gendertransitietraject – Jason werd geboren in een meisjeslichaam.

Ja, het zijn nogal wat pittige ingrediënten, die samen de documentaire Jason vormen. Toch neemt deze film je vanaf het eerste moment mee en laat je niet meer los. Dat komt door de zorgvuldige stijl van regisseur Maasja Ooms, die héél dicht op de huid van haar hoofdpersoon komt. Maar het komt zeker ook door de innemende Jason, nu 23 jaar. Een jongen die in staat blijkt om met een enorme veerkracht uit een meer dan rampzalige jeugd te komen. Die ondanks zijn trauma’s welbespraakt, zelfverzekerd en met humor zijn verhaal vertelt. Hij was een hoopje ellende, en ja, zijn armen zijn nog bezaaid met automutilatielittekens, maar nu is hij een man met een missie. Die gewoon bij Nieuwsuur gaat zitten om die missie uiteen te zetten: geen opsluiting meer in de jeugdzorg.

Jason is de derde documentaire van Maasja Ooms (1968) over de Nederlandse jeugdzorg. Alicia (2017) vertelde het verhaal van een meisje dat van jongs af aan in kindertehuizen woont en de hoop op een pleeggezin verliest. In Rotjochies (2019) volgen we ontspoorde tienerjongens die op het Franse platteland een laatste kans krijgen in een speciaal hulptraject. En nu is daar Jason, die net als de andere twee films in première gaat op documentairefestival Idfa. We spreken Maasja Ooms in de aanloop naar dit festival, terwijl ze nog druk bezig is met de kleurcorrectie van Jason.

Hoe kwam Jason op je pad?

Ooms: ‘Ik leerde hem kennen op een avond over jeugdzorg naar aanleiding van Alicia. Jason zat vooraan en hij corrigeerde zomaar een Utrechtse wethouder, echt heel dapper en mondig. Ik dacht: wie is die jongen? Er ontstond een vriendschap tussen ons en ik vroeg me af of ik een film over hem zou maken, we hebben toen ook wat testopnames gemaakt. Die waren heel geslaagd, maar hij was op dat moment erg suïcidaal en daardoor durfde ik het uiteindelijk niet aan. Ik wilde geen film maken waarin je ziet hoe een kind zich, zeg maar, de afgrond in stort. Hij was er echt heel slecht aan toe. Gelukkig kwam twee jaar later de traumabehandeling waar hij al heel lang op hoopte. We wandelden vaak samen met mijn hond, dus ik hoorde het meteen van hem en toen wilde ik wel onderzoeken of de film nu misschien toch zou lukken. Doorslaggevend bij die beslissing was dat al zijn therapeuten zeiden dat ze vertrouwen hadden in zijn behandeling. Toen dacht ik: daar kan ik op meeliften.’

Waarom wilde je Jasons verhaal vertellen?

‘Bij Alicia, jaren geleden nu, zag ik een bepaalde boosheid die me erg raakte en ontroerde. Ondanks liefdevolle behandelaars werd Alicia’s boosheid alleen maar erger; de mensen die bij jeugdzorg werken doen dat echt met een ongelooflijke betrokkenheid, en tóch werkte het averechts. Als je de geschiedenis van een kind uit het oog verliest of maar half weet, is er een grote kans dat je geen begrip meer hebt voor zijn of haar gedrag en het kind verantwoordelijk maakt voor dat gedrag – daar gaat het volgens mij mis. In Rotjochies ben ik op dat thema doorgegaan: die jongens zijn boos omdat ze niet gezien worden in hun gekwetstheid, terwijl hun ouders er vaak – veelal verwikkeld in een scheiding – een puinhoop van maken. En zo trof ik dus ook Jason heel boos aan. Boos op jeugdzorg, boos over het opsluiten. Waar Alicia een film was over hechting, ging Rotjochies over loyaliteit: het conflict tussen boos zijn op je ouders en toch niet los van hen kunnen komen. Bij Jason gaat het over zelfbeschikkingsrecht. Over een overlever bij wie van kleins af aan stelselmatig zwaar over zijn grenzen is gegaan – en dan wordt hij opgesloten. Als overlever is de eigen regie het enige wat je hebt. Verlies je die, dan raak je alles kwijt. En dat heb ik met deze film impliciet willen aankaarten. Door een verhaal te vertellen waardoor de kijker het zelf gaat voelen, zich gaat afvragen: is dit de juiste zorg die hier geboden wordt?’

Waarom gaat het zo mis in die gesloten jeugdinstellingen?

‘Het zijn natuurlijk kinderen met heel complex gedrag, maar de onmacht bij de hulpverlening werkt volgens mij ook escalerend. Hulpverleners raken zo wanhopig, dat ze jongeren de isoleercel in gooien. Er gaan zó veel mensen uit die sector weg met een burn-out omdat ze het niet aan kunnen; de problematiek van die kinderen is ook huge. En hoe meer jeugdzorg leegloopt, hoe meer jonge aanwas er komt te werken, vers van school. Je ziet dat dat optelt, dat het regime en de protocollen eigenlijk steeds meer gebaseerd worden op de onmacht van de hulpverleners. En Jason verzet zich daartegen. Nogal knap – ik denk dat de meeste kinderen murw geslagen uit die gesloten instellingen komen, zij kunnen er echt geen woorden aan geven. Jason wel: hij ziet precies wat er gebeurt, hij ziet het machtsvertoon. Machtsvertoon dat echt niet voortkomt uit slechtheid, maar puur uit onmacht.’

Hoe moet jeugdzorg jongeren als Jason wél helpen? Of komt dit eigenlijk altijd neer op een zak geld erbij, die er dan om een of andere reden nooit is?

‘Een zak geld hoeft misschien niet eens. Deze gesloten instellingen onderhouden is juist heel duur. Veel beter kun je investeren in ondersteuning van ouders. Als je ouders óók helpt met hun problemen, dan versterk je de band met hun kinderen. Zodat die eenheid weer heel wordt, in plaats van dat je de kinderen apart zet en hun het gevoel geeft dat zij fout zijn. Want dat doe je door te isoleren, je zegt daarmee toch: het is jouw schuld. En die ouders lopen ondertussen door met hun ellende. Jason was ook liever thuis blijven wonen, ondanks alles. Dat zit niet in de film, maar hij zei het zo tegen me: “Ik heb liever één geschifte gewelddadige broer, dan zeven groepsleiders die me tegen de grond werken.” Dat geweld was voor hem veel heftiger.’

Waar zie je Jason over tien jaar? Denk je dat hij de jeugdzorg tegen die tijd heeft opgeschud?

‘Nou, het zou me echt niet verbazen; hij spreekt nu al op allerlei bijeenkomsten over jeugdzorg. En hij stort zich op zijn studie psychologie. Zijn grote voorbeeld is Peer van der Helm, hoogleraar onderwijs en zorg. Ik weet niet of hij ook zoiets gaat doen, maar Peer is in elk geval zijn held. En ook al zal Jason voorlopig nog wel therapie nodig hebben, het gaat echt goed met hem. Nog niet zo lang geleden dacht hij dat hij alleen maar dood wilde, maar in feite heeft Jason een enorme levenskracht.’

Kaasfanatici kunnen zich weer opmaken op een smeuïg verhaal. Tijdens een vakantie in Frankrijk stuitte de Keuringsdienst erop. Wat kaaskoppen wegsnijden, daar smullen de Fransen juist van: het korstje van de kaas. De korst van zachte kazen, zoals camembert en brie en schimmelkazen – zelfs de geitenkazen met het witte ‘vachtje’ – zijn prima te eten. Het geheel opeten van ‘askazen’, de stinkerds met de ongezond ogende korst van zwarte as, geldt zelfs als gezond: bij sommige apothekers wordt de as verkocht als ‘medicinale kool’, die bijvoorbeeld darmproblemen kan verhelpen.

De korst van de bekende Gouda en Edammer laten we in Nederland echter massaal links liggen. Kunnen we die ook niet eten? Keuringsdienst van waarde heeft er kaas van gegeten, en ontdekt dat er korsten en korsten zijn en dat je beslist niet overal zonder gevaar je tanden in kunt zetten.

Laboratoriumonderzoek

Zembla

Zembla analyseert de belangenstrijd rond de zoektocht naar de oorsprong van het coronavirus.

lees verder

Op 1 januari 2020 werd de zeevoedselmarkt in de stad Wuhan in oostelijk China,gesloten. In de decemberweken van 2019 waren bij inwoners onverklaarbare longontstekingen geconstateerd. Die zeevoedselmarkt kon weleens de besmettingsbron zijn van wat opnieuw een dodelijk coronavirus zou blijken; na eerst Sars in 2003 en daarna de Midden-Oosterse ademhalingsziekte Mers in 2012.

Ruim een jaar later deden in opdracht van de Wereldgezondheidsorganisatie (who) zeventien Chinese en zeventien internationale experts, onder wie de Nederlandse viroloog Marion Koopmans, 28 dagen onderzoek in Wuhan naar de nog altijd onduidelijke oorsprong van de ziekteverwekker die inmiddels een pandemie had veroorzaakt. In het eindrapport werden vier scenario’s genoemd, waarvan de laatste ‘extreem onwaarschijnlijk’ was: een directe besmetting van dier op mens, een besmetting via een ‘tussendier’, via (bevroren) voedseltransport, óf door een laboratoriumlek. Zo’n lab waarin coronavirussen werden bestudeerd bevond zich inderdaad in Wuhan.

Op 30 maart 2021 was de rapportpresentatie. Na het onderzoeksteam dank te hebben toegezwaaid voor de door hen verrichte arbeid, concludeerde who-baas Tedros Adhanom Ghebreyesus dat diepgaander onderzoek noodzakelijk bleef. Een lablek was weliswaar niet het meest waarschijnlijk, zei Ghebreyesus, maar alsnog vond hij het onderzoek naar deze mogelijkheid niet omvattend genoeg. Overigens is het in het verleden wel degelijk vaker gebeurd dat pathogenen uit labs ontsnapten, waaronder coronavirussen.

Een tweede klap voor het onderzoeksteam was een gezamenlijk statement diezelfde dag van de regeringen van onder meer de VS, Groot-Brittannië, Canada, Australië, Denemarken, Israël, Japan en Zuid-Korea. Zij spraken hun zorg erover uit dat het onderzoeksteam tijdens hun werk in China gehinderd was en onvoldoende toegang tot data had gekregen.

Niet toevallig had de Amerikaanse president Biden vlak ervoor zijn inlichtingendiensten voor de tweede keer opdracht gegeven te achterhalen wat het waarschijnlijkst is: een natuurlijke oorsprong van het coronavirus, of een lablek. Afgelopen augustus bleek dat het de inlichtingendiensten niet lukt hierover consensus te bereiken.

China ondertussen was beledigd. Het land drong er bij de vs op aan het onderzoek over te laten aan wetenschappers in plaats van geheim agenten. Bovendien: als de vs zo graag transparantie wilde, waarom liet het land geen who-team toe tot de labs van Fort Detrick in de staat Maryland en van de University of North Carolina? Ook daar zouden coronavirussen zijn bestudeerd.

Het enige wat tot nog toe echt duidelijk is: het onderzoek naar de oorsprong van de pandemie wordt gehinderd door een machtspolitieke strijd.

Ontlastend materiaal

2Doc: People We Come Across

Een gratis poepvakantie voor de medische wetenschap is niet grappig.

lees verder

Stel je voor: een groep Europeanen vliegt naar een tropisch paradijs in een Afrikaans land. Hun reis- en verblijfskosten worden betaald en het enige wat van ze verlangd wordt is deelname aan vaccin-onderzoek. Geen enge medische experimenten, maar poeponderzoek om diarree de wereld uit te helpen. Dat die vakantie vervolgens verandert in een drie weken durende toiletestafette in plaats van cocktails drinken aan de rand van het zwembad maakt de trip onvergetelijk.

Met dit gegeven had Monty Python vast wel uit de voeten gekund, maar de Finse documentairemakers van People We Come Across hebben het er moeilijker mee. Zij doen verslag van een vergelijkbare situatie. Tussen 2017 en 2019 gingen namelijk zevenhonderd Finnen in verschillende groepen naar Grand-Popo in Benin als proefpersonen bij onderzoek naar diarree. Dat is een veelvoorkomende doodsoorzaak bij kinderen. Omdat lokale volwassenen immuun zijn voor de bacterie die diarree veroorzaakt, worden volwassen Finnen ingevlogen. Zij krijgen in Benin sowieso diarree en hún ontlasting is wel bruikbaar voor onderzoek.

Direct na aankomst krijgen de Finse toeristen dan ook uitgebreide instructies over de werkwijze bij het vergaren van de monsters. ‘Haal het niet uit de toiletpot en schraap het niet uit je broek,’ luidt de eerste instructie. Ze moeten het opvangen op wegwerpbordjes en daarna monsters nemen. Aangezien ‘opvanglocaties’ niet altijd even schoon zijn, wordt geadviseerd om een zogeheten poep-doula in te huren. Die kan helpen bij het vasthouden en aangeven van de buisjes voor het lab. Ook moeten de deelnemers elke dag een hoop vragen beantwoorden over de ontlasting. Lijkt het op warme chocolademelk of heeft het meer weg van een smoothie? Om de tijd te doden bezoeken de Finnen onder meer een medicijnman die in heksen gelooft, maar ze gelukkig ook met as van verbrande uilen op afstand kan houden. De toeristen doen nog iets goeds voor het lokale weeshuis, een Finse laborante slaat een veel jongere Beniner aan de haak en neemt hem mee naar huis en dan is het voorbij. Je weet niet goed wat je hebt gezien, behalve een wereld van verschil.