Een Parthenon bouwen van karton: dat moet wel misgaan. In Maison mère is de godheid Athene soms ook een beetje Sisyphus. Performancekunstenaar Phia Ménard tart het geduld. ‘Er zit een plagerig plezier in het wachten.’

Ooit was ze Philippe Ménard, jongleur. Nu is Phia Ménard (1971) een van de grote namen van de performancekunst. Ze verwierf brede populariteit met haar voorstelling L’après-midi d’un foehn (2011), een poëtisch ballet met plastic zakjes die dansen in de wind op muziek van Debussy. Op het Holland Festival speelt ze haar radicale voorstelling Maison mère waarin Ménard, uitgedost als een rockversie van de Griekse godin Athene, een Parthenon van karton bouwt. Maison mère is het eerste deel van de trilogie Contes immoraux (pour Europe). We zoomen met Ménard terwijl ze in Rennes alweer aan het repeteren is voor deel twee en drie, Temple père en La rencontre interdite.

Is Maison mère het tegendeel van een jongleeract? De zwaartekracht wint, want zware regenbuien veranderen aan het einde van Maison mère uw zo moeizaam gebouwde Parthenon in een ruïne.
‘Ja, maar dat was al mijn insteek als jongleur. Jongleren is voor mij geen overwinning op de zwaartekracht, maar een aveu d’échec: het toegeven dat je faalt. Je zou permanent objecten in de lucht willen houden, maar uiteindelijk is de zwaartekracht sterker. We zijn mensen, we falen.

In Maison mère is er een wil om dat huis te bouwen en Athene moet dat in haar eentje zien klaar te spelen. Dat maakt het soms tot een balanceeract. Op zulke momenten is zij een soort Atlas. Maar ze is ook, tegelijk, een Sisyphus: haar exercitie is gedoemd te mislukken, maar toch moet ze het doen. En nu, met de blik van de pandemie, merk ik dat veel mensen Maison mère zien als een werk over een beschaving die wordt vernietigd door iets dat ze niet kan controleren.’

Is dit uw meest radicale werk tot nu toe?
‘In elk geval een van de meest radicale. Maison mère stelt vragen over ons vermogen te dealen met een situatie die we niet controleren en die ons domineert. De rockgodin die het Parthenon maakt, bepaalt de tijd, de duur. Je begrijpt meteen dat het lang gaat duren, en ook dat het in vijf minuten klaar zou kunnen zijn als we haar zouden helpen. Maar er zit een plagerig plezier in het wachten. Omdat je ongeduldig bent en wilt weten waar het heen gaat, voer je een strijd met jezelf. Je weet niet of je het gaat volhouden, en hoe je je tot het werk moet verhouden. Dat vind ik interessant.’

Phia Ménard in Maison mère

U maakte de voorstelling in 2017, voor de documenta in Kassel. Is Maison mère sindsdien veranderd?
‘Het enige verschil is dat ik nu een kettingzaag gebruik. Dat versterkt de stoere, punkachtige dimensie. En het bouwen verloopt telkens net iets anders. Karton neemt vocht op, dus soms is het karton slap en duurt het langer voordat het Parthenon overeind staat. Maar de toeschouwer snapt dat ik er hoe dan ook mee doorga. In Belgrado is mijn kettingzaag kapotgegaan en heb ik met de hand, met een mes, de zuilen moeten uitsnijden. Daardoor duurde het een halfuur langer, maar ik kreeg juist een staande ovatie. Ik denk dat het publiek wel begreep dat er wat mis was, maar dat ik tot het uiterste zou gaan, desnoods met mijn tanden, om het af te maken.’

Heeft u als performancekunstenaar nog iets aan uw achtergrond als jongleur?
‘Daar heb ik nog elke dag profijt van, ook nu ik geen objecten meer in de lucht gooi. In mijn nieuwste voorstelling Temple père bouw ik een kaartenhuis van acht meter hoog. Maar ook Maison mère is een goed voorbeeld. Voor mij is jongleren een leerproces: wat is het om in de ruimte te bewegen met een object, een object te bekijken, te stoppen? Dat zijn basisprincipes van jongleren.’

Is uw werk veranderd sinds uw transitie van man naar vrouw?
‘Niet echt. Sinds mijn transitie in 2008 heb ik wel twee voorstellingen gemaakt die erdoor beïnvloed zijn. In Belle d’hier (2015) heb ik vijf vrouwen gevraagd de afwas te doen en de mensheid op te bergen. Voor Saison sèche (2018) heb ik zeven vrouwen gevraagd het huis van de patriarch te vernietigen. Die werken zijn echt ontsproten aan de geografische verandering van mijn lichaam in de samenleving. Maar mijn manier van denken over mijn kunst is niet veranderd. Ik ben nog steeds dezelfde persoon en dezelfde kunstenaar.’

Ik zit in de restcategorie “zonder discipline”. Dat vind ik juist leuk.

Phia Ménard

Uw werk is interdisciplinair – dat is niet erg Frans, of wel?
‘Absoluut niet! In Frankrijk wil men weten wat het is: theater, muziek, dans? Mijn werk valt niet in zo’n hokje te stoppen. Ik heb het geluk gehad veel in buitenland te mogen werken: Afrika, Azië, Zuid-Amerika. Zo ben ik
vanzelf buiten de codes van westers theater getreden. Op het festival van Avignon weten ze nooit in welke categorie ze me moeten indelen. Dus ik zit in de restcategorie ‘zonder discipline’. Dat vind ik juist leuk.

De vorm die ik creëer is organisch en gedrenkt in alle kunstvormen. Conventies interesseren me niet. Ik vind het ook prima als het publiek zit te praten tijdens de voorstelling. De toeschouwer is geen toneelspecialist, maar een mens, en ik laat hem iets beleven. Ik hou van verrassen en verrast worden. Iets meemaken dat je totaal niet verwacht had, en waarvan je niet meteen weet wat je ervan moet denken.’

WESTERGAS, ZUIVERINGSHAL WEST
Maison mère
Zaterdag 12 juni,
zondag 13 juni 20.30 uur