Qua muziekdocu’s zit je op IDFA weer goed dit jaar. Met onder meer de New Yorks indiepopscene rond 2000, excentriekeling David Johansen door de ogen van Martin Scorsese en een portret van de controversiële Ierse zangeres Sinéad O’Connor in haar gloriedagen.

De saviors of rock-’n-roll, werden ze genoemd. Rond de eeuwwisseling was er ineens nieuw elan in de New Yorkse undergroundscene, gepersonifieerd door vijf jonge gasten in leren jasjes: The Strokes. Ze speelden eigenlijk maar eenvoudige, puntige gitaarsongs, niets revolutionairs, en toch voelde het zo. Als een nieuw begin. Binnen de kortste keren schoten de opwindende bands als paddenstoelen uit de grond, en de film Meet Me in the Bathroom (naar het boek van Lizzy Goodman) laat met veel rauw materiaal die begindagen zien.

Hoe zouden we in deze tijd gereageerd hebben op Sinéad O’Connors standpunten en provocaties?

We zien leden van Interpol struinen door de straten van de stad tussen de resten van 9-11, staan op de eerste rij bij de spectaculaire rise and fall van Karen O en haar Yeah Yeah Yeah’s, en we zien hoe een dikkige dertiger genaamd James Murphy na jaren van studiowerk voor anderen zijn eigen bandje lanceert en met LCD Soundsystem de complete muziekgeschiedenis van New York samenbrengt tot één geluid. Het is een fragmentarisch maar vooral opwindend portret van een stad in het oog van de storm: van de aanslagen op de Twin Towers tot de dotcom-bubbel en de mega-effecten van gentrificatie.

Nachtclubdandy

De ziel van New York zien we ook in Personality Crisis, een nieuwe film van een van de bekendste chroniqueurs van die stad: Martin Scorsese. Bekend natuurlijk van speelfilms als Taxi Driver, Goodfellas en Raging Bull, maar eerder documenteerde hij al onder anderen schrijver en verpersoonlijking van New York Fran Lebowitz. Dit keer richt hij de camera op David Johansen, een man die beslist van invloed is geweest op New Yorks muziekscene van begin deze eeuw. In de jaren zeventig stond hij met zijn band New York Dolls namelijk aan de wieg van de punk. Maar dat is niet de Johansen die we hier het meest prominent zien.

Personality crisis

Personality Crisis (naar een nummer van de Dolls) drijft op een nieuwe concertregistratie van Johansens alter ego Buster Pointdexter, een schmierende nachtclubdandy met zonnebril op het puntje van de neus. Op het eerste gezicht een film zonder veel actuele relevantie, maar daar lijkt Scorsese ook helemaal niet op uit. Personality Crisis voelt veel meer als een persoonlijk project, het vastleggen van een cultfiguur uit zijn stad. De belangrijke pophistorische feiten worden er plichtmatig in verweven, omdat het nou eenmaal moet. Het liefst zou Scorsese je alleen de Buster Pointdexter van nu laten zien: een man op leeftijd die nog altijd van het podium houdt.

Splijtende stem

Actuele relevantie zit wel in de film Nothing Compares, een portret van de Ierse superster Sinéad O’Connor. Of beter: gevallen superster. Ook haar faam dateert al van dertig jaar terug, maar voortdurend vraag je je af: hoe zouden we in deze tijd gereageerd hebben op al haar standpunten en provocaties? Ze zette zich in het streng katholieke Ierland in voor het recht op abortus, schoffeerde de Amerikanen door hun volkslied te weigeren voor haar concert, ze schoor haar hoofd kaal en werd zo middelpunt van een genderdebat. Haar meest befaamde actie: ze waagde het live op de Amerikaanse tv een foto van de paus te verscheuren.

Meet Me in the Bathroom

They tried to bury me’, zegt O’Connor ergens over de genadeloze aanvallen op haar persoon die volgden. ‘They didn’t realise I was a seed.’ Dat klinkt dapper, maar de film toont bewust niet hoe het Sinéad O’Connor de laatste jaren verging, toen ze verstrikt raakte in heel heftige depressies. We zien wel een extreem charismatische jonge vrouw met een splijtende stem, die wereldwijd doorbreekt, maar niet bang is om vervolgens alles weer op het spel te zetten.

Voor vertoningsdata en -tijden, zie idfa.nl

naar de IDFA-special