In de vijfdelige serie 100 dagen in de vergeten wijk lopen Tim den Besten en Nicolaas Veul mee als sociaal werker bij welzijnsorganisatie Wijkz in het Haagse stadsdeel Laak. De VPRO Gids nam er alvast een kijkje. ‘In de ogen kijken en schouderklopjes geven, daar gaat het om.’

‘Tijd om je afkeuring te laten blijken in Den Haag,’ meldt NRC begin oktober. Het is geen oproep van boze boeren of Extinction Rebellion om naar het Malieveld of de A12 te komen, maar een omschrijving in het wekelijkse cryptogram. ‘Laakkwartier’ is de oplossing en dit verwijst naar het kleinste van de acht Haagse stadsdelen, dat officieel Laak heet. Het meet slechts twee bij twee kilometer en er wonen ruim 40.000 mensen. Althans op papier, in werkelijkheid zijn het er bijna 50.000. En dat is maar een van de problemen in Laak, dat in ambtelijke nota’s van Vogelaarwijk transformeerde tot kansenwijk, krachtwijk en prachtwijk en nu een ontwikkelwijk wordt genoemd, al spreken bewoners van een vergeten wijk. Want ondanks al die hoopvolle naamsveranderingen is Laak nog steeds een achterstandswijk. Wie problemen zoekt, zit hier goed.

Tachtig procent van de bewoners heeft een migratieachtergrond, verkamering veroorzaakt overbewoning en de sociale cohesie is laag. Armoede, eenzaamheid en taalonvaardigheid versterken elkaar en men heeft hier wel iets anders aan zijn hoofd dan een cryptogram in de courant. Bewoners geven hun buurt gemiddeld een vijf en dat is bijzonder laag.

‘Je moet je helemaal wegcijferen in dit werk. Het gaat niet om ons, maar om de bewoners’

Linda Klee

Op een doordeweekse, natte oktoberochtend oogt Laak voor een leek als een gemiddelde oude wijk, al zijn er opvallend veel winkels die zich op Oost-Europese migranten richten. Een handgeschreven briefje bij een portiek met de tekst ‘Bos sleutels kwijt! Afhalen bij deur 314’ is nogal dwingend, maar stemt hoopvol wat betreft de sociale cohesie. En het dringende verzoek bij cafetaria Haagweg, net over de wijkgrens, laat zien dat het aan goede wil niet ontbreekt: ‘Hondenpoepzakken niet in onze vuilbakken is niet zo fris namelijk.’ Maar een dagtocht Laak is natuurlijk veel te kort om een goed beeld te krijgen. Dan moet je er minstens drie maanden zijn en daarom kozen Nicolaas Veul en Tim den Besten na eerdere stages in het onderwijs en in de psychiatrie Laak als arena voor de vijfdelige serie 100 dagen in de vergeten wijk. Bij welzijnsorganisatie Wijkz mochten ze meedraaien: Den Besten als opbouwwerker en Veul als maatschappelijk werker.

Luchtkussen

De 57-jarige Linda Klee is zo’n opbouwwerker. Ze is een bekend gezicht in de wijk en Laakser dan Linda vind je ze niet snel. Deze ochtend zit ze in wijkcentrum De Wissel met een buurtbewoonster aan een tafel, waarop knutselspullen en een sjoelbak met pingpongballen liggen. Op het eerste gezicht een gekke combinatie, maar de voorbereidingen voor Halloween zijn in volle gang. Linda Klee ondersteunt buurtbewoners en heeft haar eigen manier om mensen te bereiken.

Linda (rechts) en Margaret zijn bezig met voorbereidingen voor Halloween

‘Ik heb een project, Hart voor de Straat. Daarvoor ga ik met een bakfiets op straat staan, met koffie en thee, en dan maar flink roepen. Daar komen mensen op af en zo maken ze kennis met elkaar. Vervolgens vraag ik: hebben jullie wensen voor de straat? Als ze dan ja zeggen, en dat doen ze, zeg ik: prima, maar als jullie iets willen moet je het wel zelf doen. Nou dan is het natuurlijk even stil, want eerst gaat men naar elkaar wijzen. Zeg ik: misschien kunnen jullie samen iets organiseren. Een burendag, een barbecue of Halloween.’ En als minimaal drie mensen samen iets op willen zetten, zorgt Linda dat ze bij elkaar komen en ze regelt dat er een bijdrage uit het buurtbudget komt. Welke activiteit er wordt georganiseerd maakt haar niet uit. ‘Het doel is sociale cohesie. Dat begint vaak met de kinderen, die zijn het makkelijkst. Zetten we een luchtkussen neer en dan komen de ouders wel mee. Maken ze zo kennis met elkaar.’

Wegcijferen

Een ander buurtbindmiddel is de gezamenlijke maaltijd met muziek. Voor zes euro heb je een warme maaltijd en wie een Ooievaarspas heeft, de plaatselijke kortingskaart voor minima, betaalt slechts vier euro. Die maaltijden worden tussen de middag geserveerd, zegt Linda. ‘Veel ouderen durven ’s avonds de deur niet meer uit, daarom is het overdag. En wie niet wil aanschuiven mag de maaltijd mee naar huis nemen.’ Terwijl ze het vertelt komt net een maaltijdbezorger het buurtcentrum binnen. Die plaatst zes kant-en-klare maaltijden in een koelkast in de hal en verdwijnt meteen weer. Verwarrend. Het blijkt iemand van Vers & Vrij, een stichting die maaltijden maakt van overgebleven producten uit Haagse horecagelegenheden. Die gratis maaltijden worden vervolgens in bakjes gedaan en op verschillende plekken in de stad in vitrinekoelkasten gelegd. Als een free library, maar dan met eten in plaats van boeken – vandaag onder meer spaghetti en koolraap met saus. Het is de bedoeling dat je maar één maaltijd pakt, al neemt soms iemand alle bakjes in één keer mee. ‘Die zal het dan wel nodig hebben,’ concludeert Linda.

‘Een opbouwwerker die onmisbaar is doet zijn werk niet goed. Als ik er niet ben gaat alles gewoon door’

Bilal Sahin

Haar rol in de serie werd maar klein en dat heeft een trieste reden. ‘Ik was op een bewonersavond in een buurthuis, hartstikke gezellig. Opeens kon ik niks meer zien, ik kon niet meer praten en even later viel ik helemaal weg. Toen kwam de ambulance, dat was om acht uur ’s avonds en drie uur later werd ik wakker in het ziekenhuis, waar mijn hele familie zat. Ik riep alleen maar: “Bewonersorganisatie! Bewonersorganisatie! Bewonersorganisatie!” Het bleek door een bloedpropje in m’n hersenen te komen. Gelukkig waren ze er op tijd bij en heb ik er niets aan overgehouden.’ Door die beroerte was ze tijdens de opnames van 100 dagen niet meer aan het werk, al heeft ze stagiair Tim op camera nog wel advies kunnen geven. Helaas werd daar niets mee gedaan, zegt Linda. ‘Zijn ego zat hem een beetje in de weg. Je moet je helemaal wegcijferen in dit werk. Het gaat niet om ons, maar om de bewoners. Bilal heeft Tim ook flink op zijn flikker gegeven.’

Geniaal en simpel

Een uur later zit ik tegenover Bilal die voluit Bilal Sahin heet. De vriendelijke en zachtaardige coördinator van het zogeheten Vadercentrum Adam is niet bepaald het type dat mensen op hun flikker geeft, integendeel. ‘In de ogen kijken en een schouderklopje geven, daar gaat het om,’ zegt Bilal in het drukke buurthuis waar iedereen welkom is. Er werken 180 vrijwilligers, per week komen er duizend bezoekers en volgens Bilal is zijn eigen bijdrage te verwaarlozen. Het vadercentrum begon als een ruimte waar mannen die hun emanciperende vrouwen niet meer konden bijhouden zich konden ontplooien en bijscholen, maar het veranderde in een drempelloze plek voor koffie, een computercursus, een les naaien of lassen, advies, een warme maaltijd en bovenal een hartelijk, warm welkom. Voor de bezoekers is het een tweede huis.

Bilal Sahin

Het vadercentrum bestiert aan de overkant van de straat ook een weggeefwinkel en een voedselbankwinkel. Daar krijgt iedereen bij binnenkomst een hand. De klant mag zelf zijn voedselpakket samenstellen en krijgt persoonlijke begeleiding tijdens het winkelen. Bij de weggeefwinkel was het soms dringen geblazen en daarom is er een simpele vorm van crowdmanagement ingevoerd met volgnummertjes en tijdslots. Ook is er een maximum aantal artikelen per klant vastgesteld, al wordt regelmatig een oogje toegeknepen als iemand niet kan kiezen. Bilal, die voor veel bezoekers een vaderfiguur of broer is, heeft een ideaal. ‘Ik hoop op een olievlekwerking, zodat er elke week ergens een vadercentrum geopend wordt. Het kost bijna niets en het werkt. Dit is ook niet van mij, het is de huiskamer van al deze mensen en van nog honderden anderen.’ Moeiteloos somt Bilal een lange lijst op van succesvolle activiteiten. Onder deze best practices vallen projecten die geniaal én simpel zijn. Zo maakten vrijwilligers in coronatijd 95.000 mondkapjes van oude lakens en ander ingezameld katoen. Vijftien vrijwilligers zaten dagelijks uren te naaien en wie niet handig was met de naaimachine hielp met knippen of inpakken. Die mondkapjes werden gratis uitgedeeld bij voedselbanken, gezondheidscentra en ook onder daklozen. Toen de gasprijzen over de kop gingen hielp men buurtgenoten op duurzame wijze de winter door. ‘We hebben toen tientallen gordijnen genaaid en die zijn we gaan ophangen bij buurtbewoners thuis. Zo werd hun energierekening lager.’

Bruggen bouwen

Het vadercentrum is van en voor iedereen. Alles ligt voor het grijpen, maar aan bewaking heeft Bilal een broertje dood. ‘Dit huis is van iedereen en uit je eigen huis steel je niet. Stel dat hier een beveiliger staat en die let even niet op, dan denkt iemand misschien juist: nu kan ik iets pikken.’ Dat het vadercentrum een belangrijke functie vervult, wordt zelfs in koninklijke kring erkend. Koning Willem-Alexander is verschillende keren op bezoek geweest en begin oktober werd zelfs een Appeltje van Oranje gewonnen, een prijs van het Oranje Fonds voor succesvolle initiatieven die mensen betrekken bij de maatschappij. Dat Appeltje bestaat uit een cheque van 25.000 euro en een door prinses Beatrix gemaakt bronzen beeldje. Terwijl Linda bewoners activeert via de kinderen bouwt Bilal bruggen met de weggeefwinkel. ‘Het gaat daar niet om de spullen, er zijn spullen genoeg. Maar aan de mensen die daar komen vragen we: waarom heb jij de weggeefwinkel nodig? Waarom kom je hier? Hoe kunnen we je helpen? Wij omhelzen ze.’

Hoewel hij tachtig uur per week werkt, vindt Bilal zeker niet dat hij onmisbaar is. ‘Een opbouwwerker die onmisbaar is doet zijn werk niet goed. Als ik er niet ben gaat alles hier gewoon door. Mensen worden hier gelukkiger. Dat geeft mij voldoening.’

100 dagen in de vergeten wijk

woensdag 29 november

npo 3 21.20-22.10

de vpro gids in je mailbox?