Hoe kun je de publieke ruimte samen met bewoners vormgeven? Architectenbureau el KANTOOR doet dat in Jakarta met oog voor de lokale geschiedenis, maar ook in de eigen thuisbasis Rotterdam-Zuid. ‘Zie je wel: het kan wél, het is niet een en al ellende in de wijk.’

Wie zich even verdiept in hoe Nederlanders de Indonesische hoofdstad Jakarta – toen: Batavia – onder handen namen, raakt al snel verbijsterd. Een hoge stadsmuur moest de kolonisator beschermen, terwijl die doodgemoedereerd kanalen rond de stad groef zoals hij dat thuis in Holland gewend was. Kanalen die in het hete Indonesische klimaat een heel slecht idee bleken, want de malariamug was er maar wat blij mee.

Ondertussen zaten de traditionele Indonesische woonwijken, de kampongs, in de verdrukking. Deze gemeenschappen vol zelfgebouwde woningen en gedeelde erven, verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de economie, stonden eenvoudigweg niet op de plattegronden. Ook anno nu staan de kampongs letterlijk niet op de kaart, en het gebeurt regelmatig dat het stadsbestuur zo’n complete wijk wegbulldozert.

Dat gebeurde bijvoorbeeld in 2015 nog in kampong Kunir in Jakarta. Maar langzaamaan emanciperen de kampongs en is er meer oog voor de waarde van deze woongemeenschappen. Zo is er op de plek van kampong Kunir een nieuw woongebouw verrezen dat is gebaseerd op de behoeftes van de bewoners, ontworpen door het vooruitstrevende Indonesische architectenbureau pppooolll.

Op deze plek is het Rotterdamse architectenbureau el KANTOOR op uitnodiging van het designproject What If Lab dan weer aan de slag gegaan met het ontwikkelen van de openbare ruimte, in samenwerking met de bewoners en een Nederlands-Indonesisch team van ontwerpers.

el KANTOOR is gevestigd in Rotterdam-Zuid en bestaat uit Isabel Driessen (1987) en Andrés López (1982). Dit Nederlands-Colombiaanse duo – tevens een stel – specialiseert zich steeds meer in zogeheten community design, waarbij input van bewoners en gebruikers de basis vormt van het ontwerp.

Op Dutch Design Week zal het resultaat van het project in Jakarta te zien zijn: verrijdbare plantenbakken en straatmeubilair, waarmee je de publieke ruimte – zelfs al is het maar tijdelijk – groener en gezelliger kunt maken. Ook is el KANTOOR bezig met het project In/visible Walls: een onderzoek naar de oude stadsmuur van Batavia en welke invloed dit koloniale erfgoed nu nog heeft in Jakarta. In/visible Walls is dan weer niet te zien op Dutch Design Week, maar wel in een uitzending van De wereld van Dutch Design.

De VPRO Gids bezoekt het ruime en lichte kantoor van el KANTOOR in Rotterdam-Zuid om meer te horen over het hoe en waarom van een verrijdbare plantenbak, je eigen straat herontwerpen en het tonen van durf.

Met een heel kleine ingreep kun je al invloed uitoefenen op je eigen buurt: ga maar wat planten in de grond zetten, kijk eens wat dat doet

Andrés López

Ontwerpen samen met bewoners is in. Waarom eigenlijk?
Isabel Driessen
: ‘De alwetende architect die van bovenaf bepaalt is niet meer van deze tijd. Er is behoefte aan een meer open, meer gelijkwaardige samenwerking en minder hiërarchie. Een gevoel van: jij woont er uiteindelijk, dus waarom mag jij niet meebeslissen over hoe het eruitziet? Ik studeerde af in 2013, toen ging het daar nog niet zo vaak over. Nu veel meer, maar dat erover gepraat wordt wil nog niet zeggen dat het al echt gebeurt. Je hebt daarvoor ook in de beleidsvorming en uitvoering mensen nodig die iets nieuws durven te proberen. En die durven los te laten. Dat is spannend, want je weet als je ontwerpt op basis van input van bewoners en gebruikers niet van tevoren welke kant het op gaat.’

Maar kunnen leken wel ontwerpen – dat is toch juist jullie vak?
Driessen: ‘Nou, je moet wel goed nadenken wat je precies aan bewoners vraagt. Je zegt dus niet tegen de bewoners: ga maar ontwerpen. Je kijkt welk deel je samen kunt doen, en voor welk deel je jouw vaardigheden als architect, ontwerper of stedenbouwer inzet. Het is daarbij belangrijk om steeds terug te koppelen, in plaats van dat je je terugtrekt en dan een hele tijd later met een af product aan komt zetten. Je kijkt naar hun wensen, gaat schetsen en komt vervolgens weer met de vraag: klopt dit met waar jullie behoefte aan hebben?’

Andrés López: ‘Het is ook een kwestie van mensen laten zien dat zij zelf met een heel kleine ingreep al invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving: ga maar wat planten in de grond zetten, kijk eens wat dat doet. Als je je als bewoner realiseert dat je verschil kunt maken in je eigen buurt, of dat nou op kleine of op grote schaal is, dan raak je ook veel meer betrokken bij je woonomgeving.’

Driessen: ‘Ja, dat zorgt voor een gevoel van eigenaarschap. Mensen voelen zich in veel buurten geen eigenaar over de openbare ruimte, met verloedering, onveiligheid en troep op straat als gevolg. Maar als je een weekend hebt staan planten in je eigen wijk, denk je: ik ben er trots op en ik wil dat het er hier mooi uitziet. Dat hebben we ook gezien in onze eigen buurt, de Tarwewijk – we wonen vlakbij ons kantoor, in de Mijnsherenlaan. In coronatijd hebben we de gemeente gevraagd: mogen we het plantsoen voor onze deur, dat eigenlijk alleen gebruikt wordt als hondenuitlaatplek, zelf gaan beheren? We kregen geen toestemming, maar toen dachten we: we zetten gewoon een picknicktafel neer en kijken wat er gebeurt. Meteen kwamen er buren naar buiten: hé wat doe je, wie ben je, mag ik hier ook zitten? Zo deden er steeds meer buren mee en zijn we gewoon aan de slag gegaan, met bijvoorbeeld geveltuintjes en een waterpunt; de gemeente was inmiddels akkoord. Wij kennen nu opeens alle buren, terwijl het bij ons eerst heel anoniem en ongezellig was, het voelde niet fijn op straat. Onze droom is dat we de hele laan kunnen overnemen met groene plannen op basis van input van bewoners. Op die manier werken kost veel tijd, maar uiteindelijk, daar zijn we van overtuigd, levert het ook veel meer op. Want je zit uiteindelijk met minder boze bewoners, en je pakt ook andere problemen mee, zoals eenzaamheid en onveiligheid.’

Woningen in kampong Tongkol, gebouwd tegen de ruïnes van de oude stadsmuur van Batavia

Via een verrijdbare meubelset claimen de kampongbewoners in Jakarta de straat terug

Isabel Driessen

Hoe hebben jullie het project in Jakarta samen met Indonesische ontwerpers aangepakt? De opdracht van What If Lab was werken aan een duurzame openbare ruimte in de kampong.
Driessen: ‘Ja, die opdracht was heel breed. Daarom zijn we onderzoek gaan doen naar deze kampong, die dus was platgebulldozerd en vervangen door een woongebouw: een gestapelde kampong. Dit gebouw is ontworpen in overleg met bewoners, maar uit de gesprekken merkten we dat de bewoners groen in de openbare ruimte misten. In de oude kampong stonden vroeger namelijk veel fruitbomen en daar maakten de bewoners rujak van, fruitsalade. Die deelden ze met elkaar, of ze verkochten het. Het lastige was dat we die bomen niet zomaar terug konden brengen, omdat de weg bij het gebouw vrij moest blijven voor auto’s ter onderhoud aan het kanaal. Toen zijn we uiteindelijk uitgekomen bij het ontwerp Rujak Plaza: van gerecycled plastic hebben we een meubelset ontworpen waarin je fruitbomen kunt planten. De plantenbakken zijn verrijdbaar: ze staan in de winkels onderin het woongebouw, maar kunnen naar buiten worden gereden en dan heb je een groene openbare ruimte. Zo claimen bewoners de straat terug, en als er dan een auto langs moet kunnen ze alles gewoon weer aan de kant rijden.’

López: ‘Het is een heel flexibel ontwerp: je kan het zonder gereedschap in elkaar en uit elkaar halen. En je kan het uit restmateriaal opbouwen, de oranje set die nu in Jakarta staat is gemaakt van gerecyclede flessendopjes. Voor Dutch Design Week maken we een blauwe versie van materiaal dat gerecycled is uit oude plastic spoelen, deze gaan we na DDW ook inzetten in de Tarwewijk hier in Rotterdam.’

Driessen: ‘De flexibiliteit van de set geeft ook eigenaarschap: je beslist zelf dat je het neerzet of weer weghaalt, je kan het hoger of lager maken, het is echt een zelfbouwpakketje. In Jakarta hebben ze er ook alweer een heel nieuwe toepassing voor gevonden en er een aquarium van gemaakt.’

De publieke ruimte gaat ons allemaal aan, niet alleen een klein clubje mensen in een hoge positie

Isabel Driessen

In Jakarta is de verrijdbaarheid van dit straatmeubilair een oplossing voor de weg die vrij moet blijven. Maar waarom zou je in de Tarwewijk in Rotterdam ook verrijdbare plantenbakken nodig hebben? En fruitsalade maken wordt in het Nederlandse klimaat ook lastig.
Driessen: ‘Ha, dat klopt, we zijn nu aan het kijken welke planten, bloemen en kruiden we er hier in Nederland in kunnen zetten. Liefst eetbaar of oogstbaar; tarwe lijkt ons natuurlijk al helemaal leuk, vanwege de naam van de wijk. Maar dat verrijdbare is ook in Nederland heel welkom, omdat je nou eenmaal meestal nee hoort als je vraagt of je iets permanent mag veranderen in je buurt. Zowel bewoners als gemeente zijn doorgaans huiverig om iets nieuws te proberen in de openbare ruimte – een gezamenlijke tuin bijvoorbeeld, of een bankje – uit angst voor overlast. Maar met deze verrijdbare meubels kun je iets uitproberen en bewijzen: kijk, het staat hier al een maand en er heeft nog niemand geklaagd. Zie je wel: het kan wél, het is niet een en al ellende in de wijk. Zo kun je op een laagdrempelige manier je buurt verbeteren.’

Bewoners van Kunir claimen de openbare ruimte met verplaatsbare plantenbakken

Wat hopen jullie dat bezoekers meenemen uit jullie expositie op Dutch Design Week?
Driessen: ‘Het belang van het betrekken van bewoners bij stedenbouw en het vormgeven van de publieke ruimte. Want dit is iets wat ons allemaal aangaat, niet alleen een klein clubje mensen in een hoge positie. En ik hoop ook dat we duidelijk kunnen maken dat je via kleine tussenstapjes grote veranderingen kunt bewerkstelligen. Zoiets simpels als een rollende plantenbak klinkt misschien onbenullig, maar kan heel waardevol zijn, doordat mensen de ruimte anders gaan zien en doorkrijgen dat er veel meer mogelijk is dan je denkt. Het is een manier om de proef op de som te nemen: kunnen we hier een gezellige ontmoetingsplek maken, of komt er dan inderdaad overlast en onveiligheid? Het is een kwestie van durven uitproberen. En het is ook oké is als het dan niet lukt, want dat is sowieso beter dan het niet geprobeerd hebben.’

Wat was het verschil tussen in Indonesië met de lokale gemeenschap werken en hier in Rotterdam?
Driessen: ‘De kampong is vanzelf een community, bijna één grote familie: al snel bleek dat de hele gemeenschap wel wilde meedoen aan het project. Maar in Nederland is er niet vanzelfsprekend een gemeenschap in de wijk, iedereen leeft heel individueel. In Indonesië is het, als je eenmaal een ingang hebt in de gemeenschap, makkelijk om met veel mensen samen te werken. Hier moet je deur voor deur aan de slag om mensen bij elkaar krijgen. En in Indonesië is er weinig publieke ruimte in de stad om mee te werken. In Nederland hebben we eigenlijk best wel veel ruimte; we denken van niet, maar vergeleken bij Jakarta is Rotterdam heel ruim opgezet. Alleen hebben we dan dus weer geen gemeenschap, al die publieke ruimte wordt nauwelijks benut. In die zin bleken Jakarta en Rotterdam tegenpolen.’

Tegenlicht x DDW
VPRO Tegenlicht is aanwezig op de Dutch Design Week met met een eigen experimentele biobased bouwplaats in het Microlab. Bezoekers en online deelnemers kunnen hier zelf bouwen met biobased materialen. Op deze bouwplaats worden ook twee Tegenlicht meet-ups gehouden. Op zaterdag 19 oktober kunt u een interview met bouwinnovator Julia Watson bijwonen en op zaterdag 26 oktober voert Tegenlicht een case-study biobased bouwen met experts uit.

VPRO-tips
Overweldigd door het programma van de DDW? De VPRO gidst! Vanaf 20 oktober vindt u op vpro.nl/ddw tien tips die u gezien moet hebben op de Dutch Design Week. Ook vindt u daar een overzicht van alle VPRO-uitzendingen rond de DDW.

De wereld van Dutch Design

vanaf maandag 21 oktober dagelijks tijdens Dutch Design Week

npo 3 22.30-23.05

de vpro gids in je mailbox?