Denk de achterste zwempootjes even weg en je ziet: dit prachtige garnaalachtige diertje heeft wel wat weg van een baleinwalvis. Dat is niet zo gek, want Antarctisch krill – da's meervoud – doet met minieme algjes wat walvissen met krill doen. Namelijk: zo'n beestje perst steeds nieuwe happen water door een soort mandje van fijn vertakte voorpootjes en filtert zo z'n eten uit het water.
Op zomerdagen leeft krill in enorme zwermen, 's nachts verspreidt het zich om te jagen. En 's winters? Vermoedelijk zitten deze diertjes dan met z'n honderden biljoenen ergens in de diepte elkaar te vermaken met hun lichtgevende orgaantjes terwijl ze langzaam krimpen. Want dat kunnen ze, bij voedselgebrek.
Ieder krilldiertje begint z'n leven een paar kilometer onder water. Het komt uit een eitje dat z'n moeder heeft laten afzinken, zwemt naar boven en graast als larve de onderkant van zeeijs af. Krill is vooral bekend als walvisvoer, hoewel het meest voorkomende zeezoogdier ter wereld er ook afhankelijk van is. Het hele Antarctische ecosysteem, eigenlijk. Dus daar zit wel een potentieel probleempje. Een Australische onderzoeker vertelt je er graag meer over, terwijl je het krill van dichtbij bekijkt.