In 1938 kreeg Marjorie Courtenay-Latimer, curator van het East London Museum in Zuid-Afrika, een telefoontje over een bijzondere vangst. Regelmatig ging ze al kijken bij vissers om te zien of ze iets interessants aan land brachten. En dit keer was het wel héél interessant, oftewel de vondst van haar leven: een coelacanth. Dat is een 'kwastvinnige', een vis met iets tussen poten en vinnen in.
Die vissenfamilie was al bekend. Alleen niet uit zee, maar uit gesteente. Deze beesten werden geacht tegelijk met de dinosauriërs uitgestorven te zijn, 65 miljoen jaar geleden. En de familie was nog veel ouder. Een overgangsvorm tussen vis en viervoeter, zo werden ze gezien. En dat klopt ook wel, alleen zijn deze vissen niet op die weg doorgegaan en bestaan ze dus nog. Diep in zee, waar ze 's nachts jagen met hun elektrische zintuigen, hun bijzondere kaakgewricht en dus die wonderlijke vinnen.
Er werd in 1997 nog een tweede soort ontdekt, in Indonesië. Het zijn forse beesten, tot twee meter lang, die levende jongen krijgen na een dracht van misschien wel drie jaar. Nauwer verwant aan jou dan aan je goudvis. En machtig om te zien in hun natuurlijk habitat, diep onder water. Dus dat moet je nu maar gaan doen.