‘Haar vader was op slag dood, haar moeder overleed in het ziekenhuis,’ luidt de openingszin van Kleine handen (De Bezige Bij) van Andrés Barba. Woorden, als verdoofd aangehoord door de zevenjarige Marina, die het auto-ongeluk wel overleefde, die je nauwelijks voorbereiden op het vervolg van deze novelle. Op hoe Marina in een weeshuis terechtkomt, waar de in wij-vorm sprekende meisjesschare haar vol gefascineerde afschuw treitert.
Tot ze, na het ritueel doden van een rups schijnbaar geaccepteerd, een spel bedenkt: ‘Elke nacht is een van jullie de pop. Ik maak haar op en dan is zij de pop’, om mee te spelen. Klinkt onschuldig? Niet in Barba’s horrorversie van het kinderbrein, vol roedelwreedheid en amorele driften. IJzingwekkend, poëtisch nachtmerrieproza.
DIRK-JAN ARENSMAN