Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Tussen Parijs en Nablus
De Britse Isabella Hammad maakte haar kleurrijke Palestijnse overgrootvader Midhat, over wie in de familie smakelijke verhalen de ronde deden, tot hoofdpersoon van haar intimiderende debuutroman De Parijzenaar.
Het is even slikken, de lange lijst personages waarmee De Parijzenaar opent. Personages met namen die bij deze kaaskop bovendien niet onmiddellijk beklijven: Aboe Jamil Kamal, Haj Tawfiq Hammad, Faruq al-Azmeh. En dan is De Parijzenaar met bijna zeshonderd pagina’s ook nog eens een behoorlijk dik boek. Herinneringen aan Middlemarch, De Toverberg en Anna Karenina dringen zich op. Hoe lang is het geleden dat we zo’n negentiende-eeuwse turf lazen?
Relevanter is de vraag wat iemand van 28 bezielt om met zo’n intimiderend boek te debuteren? Want zo jong is Isabella Hammad, dochter van een Brits-Ierse moeder en een Palestijnse vader. Hoewel ze opgroeide in Engeland, liggen de helft van haar wortels in het Midden-Oosten. Daar speelt haar debuutroman zich ook grotendeels af, want de Parijzenaar uit de titel is geïnspireerd op haar kleurrijke overgrootvader. Over deze Midhat Kamal deden in de familie smakelijke verhalen de ronde. Een bon vivant die overal waar hij kwam opzien baarde met zijn double-breasted krijtstreeppakken en zijn rottinkje – ook zo’n heerlijk negentiende-eeuws attribuut.
Dat hij een ideale hoofdpersoon zou zijn, wist Hammad al vroeg. En ook dat ze een ouderwetse historische roman vol personages wilde schrijven. Zo’n roman waar je een tijdje in kunt wonen. Als meisje las ze zulke boeken zelf graag. Na haar studie Engels aan de universiteit van Oxford begon ze onderzoek te doen naar het leven van haar overgrootvader. Voor het eerst bezocht ze ook zijn geboortestad Nablus, die ligt op wat wij nu kennen als de Westelijke Jordaanoever.
Botsing
Als kind hoorde Hammad verhalen over haar overgrootvader en zijn obsessie voor Frankrijk. Haar grootmoeder Ghada vertelde maar al te graag over hem. Hoewel kleindochter Isabella onder de indruk was van oma’s fabelachtige geheugen, vroeg ze zich wel af hoe betrouwbaar al die herinneringen waren. De details waren soms net iets te mooi om waar te zijn. Daarom interviewde ze niet alleen haar oma, maar ook andere familieleden en bekenden die Midhat nog hadden gekend, en die waren opgegroeid in Palestina toen dat nog onder Brits gezag viel.
Terug in Engeland deed ze archiefonderzoek en las ze getuigenissen van Britse soldaten uit die tijd. Vijf jaar werkte ze aan De Parijzenaar, dat bij verschijning werd overladen met lof.
‘Er was nog één andere Arabier aan boord van het schip naar Marseille.’ Zo opent Hammad haar Europees-Arabische epos. Het is 1914 en Midhat wordt door zijn welgestelde vader naar Montpellier gestuurd om daar medicijnen te gaan studeren. Hij komt in de kost bij een professor antropologie en diens dochter, en leert daar een compleet andere wereld kennen.
Dat eerste deel is misschien wel het mooiste van het boek. De botsing tussen Midhats Arabische opvoeding en de Franse zeden is prachtig verbeeld. Midhat is bepaald niet wereldvreemd. Zijn vader is een succesvolle zakenman met een stoffenzaak in Caïro die zijn oudste zoon naar een goeie school in Constantinopel stuurde. Midhat heeft waarschijnlijk meer van de wereld gezien dan de Fransen die hem hier complimenteren met zijn Frans en keurige manieren. Hij is trots op zijn afkomst, maar voelt zich ook een vreemde in dit nieuwe land. ‘Elke dag werd hij meer de dwaas, de buitenlander die niet kon uitdrukken wat hij bedoelde en verdwaalde in de woeste veelvormigheid van de taal.’
Discussies
Frankrijk staat aan het begin van WO I en de komst van zo’n exotische ‘Levantijn’ is een welkome afleiding. Het Ottomaanse rijk staat op instorten en op feestjes wordt Midhat gevraagd naar zijn visie op de politieke toekomst van de regio. Het valt hem zwaar zich staande te houden in deze academische kringen, waar heren in rokkostuum zich nog eens bijschenken terwijl naast de vleugel een dame een aria van Saint-Saëns zingt.
Het zou niet moeilijk zijn de tegenstelling dik aan te zetten: superieure Fransen die zo’n verdwaalde Arabier een lesje Europese beschaving geven. Maar Hammad is veel te subtiel om in die val te lopen. Hoewel dit tot op zekere hoogte wel degelijk een politieke roman is, omzeilt ze alle clichés die op de loer liggen. Er is sprake van een zeker goedmoedig racisme, al valt die term nergens, en natuurlijk is er wederzijds onbegrip, maar Midhat is geenszins een nobele held. Hij heeft alle trekken van een echt mens. De echte Midhat Kamal mag dan een legendarische status hebben onder zijn nazaten, hij was bepaald niet van onbesproken gedrag.
Dat Hammad het leven van haar overgrootvader als raamwerk koos voor haar roman, heeft uiteraard gevolgen voor het decor. In De Parijzenaar zijn Palestijnen nog niet gereduceerd tot onderdrukte slachtoffers of stenengooiende relschoppers. Wat niet betekent dat het pais en vree is in de regio.
Op de Parijse zolderkamer van zijn vriend Faruq, verzamelplaats van jonge Syrische Arabieren, woont Midhat heel wat verhitte discussies bij. Terwijl de cognacfles rondgaat en de rook steeds dikker wordt, vragen ze zich af van wie ze meer te vrezen hebben: van de Turken, die de Armeniërs afslachten, of van de Fransen en Engelsen die een einde willen maken aan de Ottomaanse heerschappij? Of vormen juist de zionistische Joden de grootste bedreiging?
Dat brengt ons bij het tweede deel van De Parijzenaar. Want net op het moment dat Midhat Kamal zich in Frankrijk thuis begint te voelen en heeft ontdekt hoe hij de Franse vrouwen moet verleiden, roept zijn vader hem terug naar huis. Het is mooi geweest. Het wordt tijd dat Midhat zijn eigen broek gaat ophouden. Dus keert hij na vijf jaar terug naar Nablus waar hij, flanerend in zijn Franse pakken, algauw al-Barisi wordt genoemd, ofwel de Parijzenaar.
Sleutelgat
Tijdens zijn afwezigheid is er veel veranderd. In 1918 hebben Frankrijk en Engeland het bestuur van Palestina en Syrië overgenomen, terwijl Egypte in opstand is gekomen tegen de Britse bezetting. Tegelijkertijd slaan steeds meer Joden uit Polen, Hongarije en Rusland op de vlucht voor de pogroms die het gevolg zijn van de Oktoberrevolutie. Zij vestigen zich massaal in Palestina, waar Europese Joden tot dan toe een zeldzaamheid waren.
Al deze gebeurtenissen op het wereldtoneel sijpelen door in het leven van Midhat en zijn vrienden. Toch zijn het vooral de familiebeslommeringen die zorgen dat je door wilt lezen. Prachtig is de moeizame totstandkoming van het huwelijk tussen Midhat en Fatima, die niet alleen erg mooi is, maar ook ‘heel vaardig op de oed’. De beheersing van dat instrument is kennelijk een enorm pluspunt voor een potentiële bruid. Midhats grootmoeder Tèta, een van de mooiste personages in het boek, is erop gebrand haar kleinzoon aan een passende partij te koppelen en arrangeert een bezoek van Fatima en haar moeder. Als ze eenmaal geïnstalleerd zijn in de zitkamer, mag Midhat haar door het sleutelgat keuren.
De rokkenjager die in Parijs de ene na de andere vrouw zijn bed in wist te kletsen, verzet zich tegen deze primitieve methode. ‘Ik kan toch niet trouwen met iemand die ik niet ken?’ De repliek van zijn grootmoeder is symbolisch voor de culturele kloof: ‘Hoe kun je een vrouw leren kennen als je niet met haar bent getrouwd?’
Isabella Hammad wilde het verleden tot leven brengen en laten zien dat Palestijnen gewone mensen zijn met gewone levens. Midhat is geen revolutionair of wereldverbeteraar. Hij wil gewoon een mooie vrouw, een mooi huis, mooie kleren en liefst een baan waar je niet al te moe van wordt. Net als de meeste andere mannen, of ze nou Syrisch, Armeens, Turks, Jood of Arabier zijn.
Isabella Hammad zou te gast zijn bij Nadia Moussaid in Mondo, maar daar kwam helaas een virus tussen. Heek aȥ-ȥuroef. Gelukkig is Midhat Kamal een uitstekende metgezel om een weekje mee binnen te blijven.
Isabella Hammad
De Parijzenaar
Uitgeverij AmboǀAnthos
(oorspr. The Parisian, vertaling Gerda Baardman en Jan de Nijs)