Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Vrijbuiter in verzet
Henriette Roosenburg overleefde als ter dood veroordeelde verzetsvrouw nazi-gevangenschap en vluchtte in 1945 met vier lotgenoten uit door de Russen bezet oostelijk Duitsland naar Nederland. Ze beschreef die adembenemende thuisreis in De muren vielen om, maar raakte nadien vergeten.
Het is de laatste jaren wel vaker vastgesteld: vrouwen die deelnamen aan het verzet zijn in Nederland door de naoorlogse geschiedschrijving nogal stiefvaderlijk bejegend. Hun rol als koeriersters en hulpverleners aan onderduikers werd meestal wel erkend, maar daar bleef het bij; ze werden niet vaak onderscheiden en hun verzetsactiviteiten niet geboekstaafd. Het ‘echte’, gevaarlijke verzetswerk zou uitsluitend door mannen zijn gedaan.
Een misvatting, blijkt ook uit de lotgevallen van Henriette Roosenburg (1916-1972), die ten onrechte in vergetelheid is geraakt. Daar zijn diverse verklaringen voor, zoals (te) grote bescheidenheid over eigen verrichtingen en haar vertrek naar de Verenigde Staten, waar Roosenburg in de jaren vijftig als journaliste voor de uitgeverij werkte die de magazines Time en Life uitgaf. Tot collega’s haar na het werk met een borrel erbij en terwijl de bandrecorder liep verhalen lieten vertellen over de oorlog. Haar belevenissen werden in 1956 in delen gepubliceerd in The New Yorker, en daarna als boek uitgebracht: The Walls Came Tumbling Down (1957) – de titel is ontleend aan het gospelnummer ‘Joshua Fit the Battle of Jericho’.
Het is haar verslag van de in het laatste oorlogsjaar geleden ontberingen – in totaal verbleef ze in niet minder dan negen gevangenissen – en de avontuurlijke maar levensgevaarlijke terugtocht naar Nederland, dwars door de Russische linies en geruïneerd Duitsland. Het boek werd in Amerika een groot succes en meteen vertaald in het Nederlands. Dankzij de onopgesmukte, lichte toon leest De muren vielen om als een spannende roman, die de constante nabijheid van dood en verderf bijna doet vergeten. Het boek verscheen hier ook als dagelijks feuilleton in Het Vrije Volk en wekelijkse serie in de Libelle, een jaar later gevolgd door een hoorspeluitvoering op de radio.
Verzetsavonturen
Henriette Roosenburg leek op weg om een gevierd, populair auteur te worden. Omdat ze in De muren vielen om spaarzaam was met mededelingen over haar feitelijke verzetswerk – in de inleiding van het boek introduceert ze zichzelf summier als ‘Zip, de verteller van dit verhaal’, die voor ‘de ondergrondse pers’ werkte en als koerierster voor een verzetsgroep ‘af en toe geallieerde vliegers’ hielp, werd ‘gearresteerd en ter dood veroordeeld’ – lag een vervolg over haar verzetsavonturen voor de hand. Uitgeverij Querido en de lezers vroegen erom, maar Roosenburg hield de boot af, vermoedelijk omdat ze een liefdesaffaire met Pierre Helderman, een getrouwde man die net als zij voor verzetskrant Het Parool had gewerkt, geheim wilde houden. Daarna verdween Roosenburg, die mede als gevolg van in de oorlog geleden ontberingen, met steeds ernstiger gezondheidsklachten kampte, weer uit beeld.
Bijna een halve eeuw later zijn haar bijzondere levensloop en verzetsactiviteiten weer onder de aandacht gebracht, met name de verdienste van Niod-onderzoeker Sonja van ’t Hof, die onder meer een nawoord schreef in de herziene uitgave van De muren vallen om die onlangs is verschenen. Ook in de Verenigde Staten, Duitsland en Italië wordt het boek opnieuw uitgebracht. Van ’t Hof noemt Roosenburg, die vroeger ‘vrijgevochten’ zou zijn genoemd – maar alleen door mannen – ‘een getalenteerde vrijbuiter’. Zelf was Roosenburg niet feministisch of geporteerd van de vrouwenzaak, al is haar beslist tekortgedaan omdát ze een vrouw was. Dan koos ze steeds haar eigen weg.
Spionagelijn
Henriette Roosenburg, uit een gegoed Haags milieu, schreef al vroeg verhalen en gedichten. Na het eindexamen aan het Haagse Lyceum – met een 10 voor Nederlands – werd ze au pair bij een herenboerenfamilie in Le Poët-Laval, in de Drôme onder de Franse Alpen, gevolgd door letterenstudies in Leiden: Spaans, Russisch en Frans. Na de beroemde protestrede van hoogleraar Cleveringa tegen het ontslag van Joodse collega’s werd in 1940 de studie gestaakt, begon Roosenburg Joodse onderduikers te helpen en raakte ze een jaar later betrokken bij de Haagse afdeling van de illegale verzetskrant Het Parool. Van elke editie verspreidde ze zo’n tweehonderd exemplaren.
Ook verzamelde ze nieuws van illegale zenders, en geld voor het levensonderhoud van de hoofdredactie. Roosenburg had al op diverse plekken ondergedoken gezeten toen ze in 1943 bij de verzetsgroep Fiat Libertas (‘Kome er vrijheid’) werd gehaald, die geallieerde piloten die boven Nederland waren neergehaald naar België hielp ontsnappen. Roosenburg, die vloeiend Frans sprak, heeft tientallen piloten over de grens gebracht en smokkelde ook wapens en microfilms naar Brussel of Frankrijk.
Omdat ze veelvuldig landsgrenzen overstak ofwel ‘ritste’, kreeg ze de bijnaam Zip. Henriette, roepnaam Jet, werd in Nederland Ans genoemd, in België Gaby, en Michèle in Frankrijk en Zwitserland. Toen de top van Fiat Libertas werd gearresteerd, zette Roosenburg het werk voort als BM, Bern Musketiers. De in Genève zetelende dominee Visser ’t Hooft, de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, was van deze nieuwe, in zijn ogen concurrerende spionagelijn naar Zwitserland niet gediend en begon uit woede zelfs microfiches te verbranden, waarna ‘juffrouw’ Roosenburg hem stevig van repliek diende.
Nacht und Nebel
Na te zijn verraden werd Roosenburg in maart 1944 in Brussel gearresteerd en naar het Oranjehotel gebracht, de beruchte strafgevangenis in Scheveningen, en vandaar naar Haaren. In een schertsproces werd ze in de ‘Kriegswehrmachtgefängnis’ in Utrecht door de Duitse militaire rechtbank driemaal ter dood veroordeeld. Op de beschuldiging dat ze negentien ‘Terrorpiloten’ het land uit had gesmokkeld antwoordde Roosenburg: ‘Mijnheer de rechter, het waren er 23.’ Ze deelde er een cel met Nel Lind, een van de leiders van Fiat Libertas, en Joke Folmer die 320 mensen had helpen vluchten.
Na Dolle Dinsdag, toen de nazi’s in paniek raakten door de oprukkende geallieerden, werden de drie vrouwen als zogeheten Nacht- und Nebelgevangenen, in het nazi-gevangeniswezen de laagste categorie met het slechtste perspectief, op transport gesteld. Omdat het bevel tot executie uitbleef, of de opdracht per post steeds te laat bij de gevangenis aankwam, werden ze steeds verder oostwaarts ondergebracht, voor de geallieerde troepen uit, om uiteindelijk in Waldheim te belandden, tussen Dresden en Leipzig. Daar werd honger en kou geleden, zingen en mini-borduurwerk hield de vrouwen op de been.
Politiek gevangenen werden door de nazi’s in het zicht van hun nederlaag vaak alsnog gedood, en ook de gevangenisdirecteur in Waldheim had al een namenlijst opgesteld en geulen voor een massagraf laten graven, maar de executiedatum toch opgeschoven. Toen bereikten de Russen als eersten Waldheim en namen de gevangenis over. Jet, Nel, Joke en Dries wachtten verkrachting – Jet was al getuige geweest van ‘heftige ontucht’ – nieuwe internering of transport naar Odessa niet af en begaven zich te voet juist noordwaarts, dankzij een Russische ‘reispas’ ongemoeid gelaten door Russische soldaten.
Met een gestolen boot werd vier dagen lang de Elbe afgezakt, in de hoop ooit in Hamburg uit te komen. Toen het viertal de Amerikaanse linies naderde, werden ze alsnog van de rivier gehaald; de geallieerde partners hadden een overeenkomst gesloten om ontheemden – in Europa zwierven miljoenen displaced persons rond – uit te wisselen. Na enige tijd werden ze ingeruild voor Russische krijgsgevangenen. In een Rode Kruis-kamp kregen ze als politieke gevangenen juist een voorkeursbehandeling en werden op een vliegtuig naar Brussel gezet. Koningin Wilhelmina wilde het bijzondere viertal daar graag ontmoeten, maar ze waren toen alweer op weg naar het bevrijde Nederland.
Aanzien
Na de oorlog probeerde Roosenburg in de journalistiek aan de slag te gaan, maar meer dan een aanbod voor een borduurrubriekje leverde dat – in Nederland – niet op. Ze vertrok in 1946 op een Amerikaanse studentenbeurs in haar eentje naar de Verenigde Staten, waar ze onder meer voor Knickerbocker Weekly schreef, een Engelstalig blad voor Nederlandse expats, en later als rechterhand van de hoofdartikelenschrijver van Life fungeerde.
Ze verkeerde er graag in journalistiek mannengezelschap en was niet vies van sterke drank en sigaretten. Voor een huwelijk en kinderen voelde ze weinig. Na het succes van The Walls Came Tumbling Down begon het werk Roosenburg steeds zwaarder te vallen; ze kreeg zware rugklachten – door enkele kapotte rugwervels als gevolg van mishandeling door de nazi’s – en artritis, en nam ontslag om als freelancer meer tijd in Frankrijk door te kunnen brengen. Ze had een bouwval gekocht in Le Poët-Laval, waar een kleine Nederlandse kolonie was ontstaan (en later ook Gerard Reve zich zou vestigen), schreef artikelen voor Het Parool en werkte aan reisboeken die Life en Het Parool gezamenlijk uitbrachten. In 1966 kreeg ze een buitengewoon oorlogspensioen van Stichting 1940-1945.
Ondanks haar slechte gezondheid was ze gelukkig en genoot aanzien bij de lokale bevolking en onder oud-verzetstrijders. In 1950 had Roosenburg als eerste vrouw de Bronzen Leeuw gekregen, een militaire onderscheiding, voor haar moed en ‘beleidvolle daden’. Op 20 juni 1972 overleed Roosenburg, gezeten achter haar schrijfmachine, aan een hartstilstand, niet ouder dan 56 jaar.
Henriette Roosenburg
De muren vielen om (oorspr. The Walls Came Tumbling Down)
Uitgeverij Cossee
herziene vert. Wim Hora Adema
Op vprogids.nl/boeken is een selectie te vinden uit de nieuw verschenen boeken rond 4/5 mei en 75 jaar bevrijding