VPRO Gids 23

6 juni t/m 12 juni
Pagina 5 - ‘Een verloren wereld’
papier
5

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Een verloren wereld

Maarten van Bracht

De Effingers van Gabriele Tergit is een epos over drie Duits-Joodse families gedurende vier generaties. Deze herontdekte, omvangrijke familiegeschiedenis geeft een indrukwekkend beeld van hoe het de Duits-Joodse bourgeoisie tussen 1878 en 1948 is vergaan.

Op de ruit van de firma Heitinger in Berlijn is 'Jude' gekalkt door nazi’s tijdens een actie tegen Joodse winkeliers, 1933

De vorig jaar in Duitsland herontdekte familiekroniek De Effingers (1951) van journaliste en schrijfster Gabriele Tergit groeide daar, ondanks de respectabele omvang van 900 pagina’s, uit tot een bestseller en is afgelopen februari ook hier in vertaling verschenen.
Deze familiegeschiedenis is door de kritiek wel de ‘Joodse Buddenbrooks’ genoemd, wat uit oogpunt van leesbevordering wel een sympathieke kwalificatie is; wie heeft immers van Tergit gehoord, terwijl Thomas Manns Nobelprijswinnende roman nog altijd bovenaan de canon staat. Manns epos over de teloorgang van een koopmansgeslacht uit Lübeck verscheen in 1901 en bestreek de jaren 1835-1877, als de Effingers nog aan hun geschiedenis moeten beginnen. Beide romans volgen, zoals vaak bij de meer interessante familiegeschiedenissen, de lijn ‘opkomst, blinken en verzinken’, uitgesmeerd over drie of vier generaties.
Toen De Effingers in 1951 verscheen, werd de roman nauwelijks opgemerkt. De Duitsers wilden nog niet herinnerd worden aan hun naziverleden. 
Tergit had inderdaad De Buddenbrooks voor ogen toen ze in 1932 aan haar monumentale werk begon, maar haar stijl is anders: minder uitgesponnen en beschouwelijk dan Mann, levendiger, met flitsende dialogen, snelle wendingen in niet minder dan 152 hoofdstukken – het zou niet verbazen als De Effingers nog eens wordt verfilmd. Wat te denken van bijvoorbeeld deze oneliner, een van de vele: ‘Mannen van 1914 met één been verkochten lucifers.’ Tergit heeft in De Effingers haar als journaliste in de Weimarrepubliek ontwikkelde vaardigheden volledig benut, waardoor de roman ondanks de omvang en de vele opgevoerde personages geen moment aan vaart en spanning verliest.

Bittere finale

In De Effingers raakt de familie van horlogemaker Effinger uit het fictieve Zuid-Duitse Kragsheim – Tergits familie kwam oorspronkelijk uit Beieren – geparenteerd aan de Berlijnse bankiersfamilies Oppner en Goldschmidt: de zoons Paul en Karl Effinger gaan naar de rijkshoofdstad om er een schroevenfabriek te stichten. De maatschappelijke verhoudingen en standsverschillen in het keizerrijk onder Bismarck lijken nog solide en duurzaam.
Tergit maakt veel werk van het beschrijven van milieus, interieurs, kleding, diners en omgangsvormen – het is Duitse burgerlijkheid en standsbewustzijn ten top. De normen en waarden van de protagonisten, meestal direct ontleend aan hun riante economische positie, worden echter langzaam maar zeker aangetast, of bijgesteld, door de snelle industrialisering, massaproductie, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de dreiging van het opkomende socialisme, zionisme, vrouwenemancipatie en democratisering.
We krijgen vervolgens een gistende samenleving voorgeschoteld die uitmondt in de Eerste Wereldoorlog, het afdanken van de monarchie en het uitroepen van de republiek, gevolgd door de turbulente ontwikkelingen in Weimar: de hyperinflatie, herstelbetalingen, de beurskrach van 1929, woningnood en enorme werkloosheid, groeiend antisemitisme en nationaal-socialisme, en ten slotte de vervolging en verdelging van Joden, waaraan Tergit zelf maar ternauwernood wist te ontkomen.
Het is een bittere finale die in de laatste hoofdstukken zeer pregnant, in kort bestek wordt geschetst. Al hadden deze drie Joodse families zich nog zulke patriotten betoond, waren ze steunpilaren van de maatschappij geweest en in niets verschillend van de ‘arische’ Duitsers, het draaide uit op hun ondergang. Juist hoe de vele personages op uiteenlopende wijze reageren op de steeds meer op de voorgrond tredende politieke en sociaal-economische ontwikkelingen en op hun onzeker geworden bestaan maken De Effingers ‘een feest om te lezen’, zoals literatuurcriticus Volker Weidermann vorig jaar terecht oordeelde in het boekenprogramma Das literarische Quartett.

Onopgemerkt

Na lezing rijst de vraag hoe Tergit erin is geslaagd zo’n panoramisch beeld te schetsen, zo veelomvattend en genuanceerd, van de opkomst en ondergang van de Duits-Joodse bourgeoisie. En waarom het boek en de auteur desondanks in de vergetelheid zijn geraakt. De Effingers blijkt deels gebaseerd op haar eigen familiegeschiedenis, die ook het hele spectrum van orthodoxie tot vrijzinnigheid en assimilatie beslaat. Die verloren, ondergegane wereld was ook die van haarzelf, een wereld die althans op papier moest worden opgeroepen en bewaard moest blijven.
‘Mijn Effingers is niet de roman van het Joodse noodlot, maar het is een Berlijnse roman, waarin veel mensen Joden zijn,’ schreef Tergit haar uitgever
‘Wat ik graag wil,’ schreef ze na de oorlog aan een collega, ‘is dat iedere Duitse Jood zegt: ja, zo waren we, zo leefden we tussen 1878 en 1939, en dat ze het hun kinderen geven met de woorden: dan weten jullie hoe het was.’ Maar toen De Effingers in 1951 verscheen, werd de roman nauwelijks opgemerkt. De Duitsers wilden nog niet herinnerd worden aan hun beschamende naziverleden. De echte, publieke confrontatie daarmee zou pas in de jaren zeventig op gang komen. 
Dat in de roman zoveel aandacht wordt besteed aan de industrialisering, mechanisering, teloorgang van ambachtelijkheid en – vaak ironisch verwoord – de grillen van het (financiële) kapitalisme met z’n ups en downs, is ongetwijfeld te herleiden tot Tergits vader, ondernemer en grondlegger van de firma Deutsche Kabelwerke, in kabels en rubber. Hij produceerde ook de gemotoriseerde driewieler Cyklonette, in gebruik bij de politie en ook de keizer toonde belangstelling. Het bedrijf groeide uit tot een concurrent van Carl Benz bij de ontwikkeling van de ‘wagen zonder rails’.

Rechtbankverslaggever

Gabriele Tergit (1894–1982) heette eigenlijk Elise Hirschmann. Ze koos dit pseudoniem (afgeleid van ‘Gitter’, hek) al in haar studententijd, onder meer omdat het toen niet kies werd gevonden dat een vrouw uit een gegoed milieu zich met zoiets dubieus als journalistiek bezighield; vanaf 1915 publiceerde Tergit in diverse Duitse kranten, vaak ging dat over de achterstelling van de vrouw en emancipatie. Haar ouders vonden het maar niks dat ze in plaats van te studeren voor de Soziale Frauenschule van Alice Salomon koos, waar vrouwen werden voorbereid op sociaal werk en gelijke rechten in het beroepsleven. Studeren deed ze vervolgens alsnog: filosofie, geschiedenis en sociologie bij Max Weber, met een promotie in 1925.
In De Effingers komen de fel concurrerende politieke en filosofische stromingen uit die tijd voorbij, en ook de belangrijkste ontwikkelingen in kunst en cultuur. In datzelfde 1925 kwam Tergit in vaste dienst bij het Berliner Tageblatt, als eerste vrouwelijke rechtbankverslaggever in de Weimarrepubliek. In de roemruchte strafrechtbank in Moabit zag ze alle Berlijnse milieus en hun taalgebruik langskomen, en haar literair getinte verslagen van de rechtbankzittingen waren een goede oefening voor een schrijverschap. Artikelen tegen onrecht en reactionaire rechters, die bijvoorbeeld kruimeldiefstal nog heel streng bestraften, verschenen ook in de antifascistische Die Weltbühne van Carl von Ossietzky, een pacifist die in 1938 door de nazi’s werd omgebracht.

IJzerbeslag

Dat Tergit, die in 1928 met een architect was getrouwd, op het idee kwam om een familiekroniek te schrijven, had alles te maken met het succes van haar in 1931 verschenen eersteling, Käsebier verovert de Kurfürstendamm, een satirische roman over een volkszanger uit Neukölln die door sensatiebeluste Berlijnse kranten en de spraakmakende artistieke uitgaanswereld tot een ster wordt bevorderd, compleet met merchandising in de vorm van poppen, schoenen en boeken. Tot zijn bliksemcarrière instort en de projectontwikkelaar van het naar Käsebier genoemde theater op de Kurfürstendamm failliet gaat, ofwel: de economische crisis van 1929 zich aandient.
Na deze vrolijke aanklacht tegen het nieuwe fenomeen reclame, sensatie- en geldzucht, hypocrisie en speculatie begon Tergit aan De Effingers, dat vooral door toedoen van de nazi’s pas achttien jaar later zou verschijnen. Op 5 maart 1933, Hitler was amper rijkskanselier en kort daarvoor was de Rijksdag afgebrand, probeerde een horde SA-mannen ’s nachts Tergits woning in Tiergarten binnen te dringen, wat mislukte door het ijzerbeslag op de voordeur. Via nota bene een NSDAP-gezinde collega en een pas aangestelde politiechef kreeg ze die nacht gedaan dat de nog sociaaldemocratisch georiënteerde ‘Schutzpolizei’ de belagers op afstand kon houden.
Maar de volgende dag vluchtte ze – ‘Ik rook dat zo’n enorme haat, op z’n beloop gelaten, tot moord moest leiden’ – met man en kind naar Tsjechoslowakije en vandaar naar Palestina. Ze verruilden de Joodse staat in wording na vijf jaar voor Londen, waar Tergit tot aan haar dood in 1982 zou blijven wonen.

Manuscripten

Na de oorlog heeft Tergit, inmiddels met een Brits paspoort, nog geprobeerd om in Berlijn als rechtbankverslaggever de draad weer op te pakken. In het eerste proces dat ze in 1948 in Moabit bijwoonde bleken een tiental rechters, advocaten en bewakers zich met een verdwenen ring met edelstenen bezig te houden. ‘Kun je zo opnieuw met een beschaving beginnen?’ schreef ze. En nadat ze in Hamburg het proces tegen Veit Harlan had bijgewoond, die als regisseur van de Jud Süss en Kolberg werd vrijgesproken van het maken van nazipropaganda, hield ze dit Duitsland voor gezien en zou nog maar een enkele keer naar haar ooit zo geliefde Berlijn terugkeren.
Tijdens haar ballingschap was Tergit op tientallen verschillende adressen en hotelkamers, in Praag, Jeruzalem en Tel Aviv, aan De Effingers blijven werken. Toen ze het manuscript in Londen had voltooid, begon een langdurige zoektocht naar een uitgever.
Ze stuurde samenvattingen en losse hoofdstukken naar verschillende Duitse uitgevers, schrijft literatuurcriticus Nicole Henneberg in het nawoord, maar kreeg steeds nul op het rekest, zogenaamd wegens papiergebrek of omdat ze het te omvangrijk vonden en bekorting eisten, maar vooral – al bleef dat onuitgesproken – omdat de inhoud op afwijzing zou stuiten bij en te confronterend zou zijn voor het Duitse publiek. Ullstein vond dat na de Holocaust Joden alleen nog maar als nobel mochten worden opgevoerd. Tergit zag het uiteraard anders. ‘Mijn Effingers,’ schreef ze aan haar oude uitgever Ernst Rowohlt, ‘is niet de roman van het Joodse noodlot, maar het is een Berlijnse roman, waarin veel mensen Joden zijn, net zoals in Käsebier veel mensen Joden waren.’

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Van de vijf manuscripten die Tergit bezat waren er in de oorlog vier verloren gegaan: vernietigd, zoekgeraakt of niet geretourneerd. Het resterende durfde ze na de oorlog niet meer op te sturen naar het gerenommeerde Suhrkamp, uit vrees dat ook dit verloren zou gaan. Wat als ze dit wel had gedaan?

Genoegdoening

Rowohlt wist het boek in 1950 uiteindelijk bij een kleine uitgever onder te brengen, waarna slechts ongeveer dertig boekhandelaars bereid waren De Effingers in hun assortiment op te nemen. En de verkoop op zo’n tweeduizend exemplaren bleef steken. Een bittere pil voor Tergit – De Effingers was ‘veruit mijn belangrijkste boek’ – die desondanks bleef schrijven en voornamelijk cultuurhistorische studies publiceerde. In 1957 werd ze verkozen tot secretaris van het PEN-centrum van Duitstalige schrijvers in het buitenland, waarvoor ze talrijke reportages maakte en autobiografieën van schrijfsters uitgaf. Haar eigen herinneringen, Etwas Seltenes überhaupt – zo werd Tergit bij het Berliner Tageblatt genoemd door haar collega Rolf Olden, een felle antinazi – verschenen postuum.
Het duurde tot 1977, conform de tijdgeest en vijf jaar voor haar dood, tot Tergit werd herontdekt in het kader van de Berliner Festwochen. De genoegdoening moet groot zijn geweest: Käsebier en De Effingers werden opnieuw uitgebracht, waarna opnieuw een stilte zou intreden die tot vorig jaar moest duren.

De Effingers
Uitgeverij Van Maaskant Haun

(oorspr. Effingers, vert. Meta Gemert)