Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Tour de Sjors
Voordat Sjors Fröhlich burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden werd, was hij radio- en televisiepresentator bij de NCRV en hoofdredacteur van BNR Nieuwsradio. Vanaf 1998 deed hij in Radio Tour de France zeven keer verslag vanuit de karavaan. ‘Ik ging na twee minuten tegen de vlakte.’
In 1998 was u presentator van het radioprogramma Cappuccino. Hoe bent u op die Tourmotor beland?
Sjors Fröhlich (1967): ‘Ik werkte ook al bij Langs de lijn als presentator en toenmalige chef Ferry de Groot zei op een gegeven moment: jij mag mee naar de Tour. Fantastisch! Dat kwam een beetje voort uit de Olympisch Spelen van 1996 in Atlanta, waar ik op het laatste moment de volleybalfinale met Nederland mee mocht verslaan.’
‘Ja, maar bij de Tour ben ik begonnen als verslaggever in de auto achter het peloton. Na twee jaar mocht ik op de motor.’
‘Kennis is een groot woord, maar ik was een enorme liefhebber. Op de motor moet je sfeer maken en overbrengen. De wedstrijd verslaan en iets vertellen over de omgeving en wat daar te zien is. Met je stem een schilderij maken in het hoofd van de luisteraars. Die combinatie is belangrijk. En laten horen dat je midden in de koers zit. Het heeft geen zin om alle wieleruitslagen van de afgelopen dertig jaar uit je hoofd te leren. Het gaat om het goed volgen van de wedstrijd. We hadden in de tijd drie verslaggevers. Eén in de auto, ik op de motor en de helaas overleden Jacques Chapel aan de finish. Die bezat ongelooflijk veel wielerkennis en kon alles van de koers in historisch perspectief plaatsen. Hij had ook een tv-monitor en daarmee dus het beste overzicht. Als ik bij een kopgroep zat wist ik niet wat er in het peloton gebeurde, dus je moest het goed verdelen.’
‘Zeker. Bovendien hadden we ’s avonds tussen tien en elf ook nog een uitzending, De avondetappe. Meestal lag ik rond twee uur in bed. Drie weken achter elkaar.’
‘Het gaat net. Omdat je maar met één ding bezig bent. Verder is er niets om je heen. Drie weken ondergedompeld en dat hou je alleen vol op adrenaline.’
‘Dat was echt een grote stap. Je krijgt een andere rol en moet veel meer improviseren. In de auto had ik een televisie waarop ik de koers een beetje kon volgen. Dat was best bijzonder, want dat was toen voor het eerst. Omdat je niet zelf hoeft te rijden, kun je je papieren bijhouden en goed concentreren. Dat doe je achter op de motor ook, maar daarnaast ben je bezig met het achterop zitten en blíjven zitten. Dat is een stuk spannender.’
‘Die zat vast aan mijn helm, maar soms pakte ik ook een losse microfoon. Gingen we naast een ploegleidersauto rijden en interviewde ik door het open autoraam. Heel spannend en vooral lastig bij rotondes, want dan gaan de ploegleiders rechtsom en wij moesten altijd linksom. Dan was je hem even kwijt en moest je doorpraten totdat hij weer naast je kwam rijden. De legendarische en aimabele Belg Raymond Nackaerts, die Theo Koomen en Mart Smeets nog had gereden, was mijn “motard”. Op zijn rug had ik een deelnemerslijst gehangen met daarop alle rennersnamen en rugnummers. Als geheugensteun en om zo mijn handen vrij te hebben om aantekeningen te kunnen maken van wat ik zag. Ik ben best wel trots dat ik de laatste motorverslaggever ben die hij rondgereden heeft, want daarna stopte hij vanwege zijn leeftijd. Toen ik voor het eerst bij hem achterop stapte was hij ook al dik in de zestig. Hij kende iedereen en was bijzonder geliefd bij de organisatie. Als er bijvoorbeeld een Nederlander ontsnapte uit de kopgroep of het peloton mocht hij er gelijk achteraan. Voor een verslaggever is dat natuurlijk één groot feest.’
‘Je moet ongelooflijk goed kunnen motorrijden. Het is al bloedlink om dat enorme peloton te passeren, maar daarnaast heb je ook nog tienduizenden toeschouwers die soms onverwachte bewegingen maken. Afdalingen zijn het gevaarlijkst. Renners gaan daar soms met wel tachtig kilometer per uur naar beneden. Op een motor kan dat niet met al die bochten. Wij moesten voor de renners blijven, want die mogen jou niet inhalen, veel te gevaarlijk. Dus reden wij ongelooflijk hard naar beneden, dan bij een haarspeldbocht vol in de remmen om de bocht te nemen en dan weer een paar honderd meter vol gas rechtdoor. Toen ik gevraagd werd voor de motor heb ik tegen mezelf gezegd: oké er is een risico, maar daar moet je niet over nadenken anders kun je niet meer werken. Je moet je daar echt aan overgeven. Gelukkig is het nooit misgegaan.
‘Natuurlijk! Veruit de meeste gewilde. Er zijn duizenden journalisten in het Tourcircus en het grootste deel is alleen bij de start en de finish aanwezig, of eventueel nog voor een interview. Tussendoor is het televisiekijken. Dan zijn er nog wat die met de auto mogen meerijden, maar op de motor is het beste.’
‘Boven ons vloog een vliegtuig van de NOS. De communicatie ging van dat vliegtuig naar een tussenstation en daarvandaan via de finish naar de studio in Hilversum. In mijn helm zat naast een microfoon ook een koptelefoon. Links hoorde ik de NOS-regisseur bij de finish en die van de uitzending plus het vliegtuig. Met mijn rechteroor volgde ik de radio van de Tourorganisatie. Allerlei geluiden door elkaar, terwijl je zelf pratend verslag doet. Elke bron sloeg ik op in een apart kamertje in mijn hoofd.’
‘Ja, maar daar raak je aan gewend.’
Cadeautje!
Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
‘Een keer zou ik na een lange, warme bergetappe meteen na de finish een interview houden met Jan Janssen voor onze avonduitzending. Na twee minuten ging ik tegen de vlakte. Einde interview. Vermoeid, ijle berglucht en dan ook nog eens te weinig eten en drinken. Niet alleen de renners, ook de volgers moeten voldoende eten en drinken. Anders ga je plat. Dat is de beroemde hongerklop.’
‘De NOS heeft natuurlijk auto’s in de koers waar we wat te drinken konden halen en het is gebruikelijk dat journalisten en renners elkaar een beetje helpen. Ik heb een zichtbaar lijdende Léon van Bon ook weleens wat te drinken toegestopt. De Tour start meestal halftien ’s ochtends en de Radio Tour de France begint om twee uur ’s middags. Dus wij gingen op de motor vaak vooruit naar de plek waar ze rond een uur ’s middags langs zouden komen. Daar lunchen en aanhaken, en vanaf twee uur live verslag doen.’
‘Ongetwijfeld, maar niet zo dramatisch dat ik een verkeerde renner heb laten winnen. In the heat of the moment gaat er weleens wat mis. Dat is het mooie van liveradio. Van dertig jaar radio maken is de Tour echt het hoogtepunt.’
‘In 1998, mijn eerste Tour, won Marco Pantani, maar die editie staat bekend als de Tour du Dopage. Daarna kwamen alle besmette titels van Armstrong. Dat heeft denk ik niet met mij te maken.’
‘Dat heb ik zo nooit gezegd en ik zie het voorlopig ook niet gebeuren. Maar als de mogelijkheid komt, melden we ons zeker aan.’
Andere tijden sport: Ici Radio Tour de France
NPO 1, zondag 19 juli 22.25-23.00 uur