Wat moet je op deze dag zien en horen? Lees onze etalage met programmatips, onze filmselectie en de mooiste radio: klassiek, jazz en wereldmuziek.
zaterdagetalage
Marathonprater: Midas Dekkers
Bij de VPRO op NPO Radio 1 op de zaterdagen van juli lekker lange gesprekken. Vandaag praat Floortje Smit met bioloog Midas Dekkers, die als kleuter onder de indruk raakte van het bijbelboek Prediker.
Het marathoninterview
NPO RADIO 1 20.00-23.00 uur
Stel Midas Dekkers (74) een vraag en er komt een antwoord dat de moeite waard is. Omdat Dekkers zo zijn eigen gedachten heeft over welk onderwerp dan ook en die in aangenaam Nederlands weet te formuleren. Of het nu gaat over jongeren die langer thuis blijven wonen (‘papzakjes’), corona (‘een kind krijgen is véél asocialer dan geen anderhalve meter afstand houden’) of de eikenprocessierups (‘het gaat gepaard met enig lijden en dat kunnen wij niet meer zo goed’), Dekkers vindt er desgevraagd iets van. Iets relativerends, iets doordachts, iets bouds. Een ideale gast dus voor Het marathoninterview.
Het begon voor de kleine Midas, die toen nog Wandert Jacobus heette, in Haarlem, in 1946. Zijn voornaam veranderde hij na het lezen van het weekblad Donald Duck. Daarin kwam Midas Wolf keer op keer met een perfecte biggenvanger aanzetten die hij zelf had uitgevonden, maar Knir, Knar en Knor in de pan krijgen lukte hem desondanks nooit. Uit medelijden besloot Dekkers, zoon van een kastelein, het wetenschappelijke werk van de wolf te eren en zich voortaan Midas te noemen.
In december 2018 vertelde Dekkers aan Wim Helsen in Winteruur welke diepe indruk het bijbelboek Prediker op hem maakte als drie-, vierjarig jochie. ‘Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol’. Oftewel, volgens Dekkers: God heeft de wereld geschapen en die kun je niet verbeteren, dus blijf er vooral af, houd je handen ín je mouwen. Het leidde ertoe dat hij biologie ging studeren; een interessante manier om zich bezig te houden met het wonder van al wat is. En daar stuitte hij op een ander geloof: ‘Er is maar één verklaring voor het feit dat het niet deugt en toch werkt, en dat is de evolutie.’
Dekkers ging al snel schrijven, over allerlei, op een toegankelijke en amusante manier, zodat gaande de decennia iedereen die dat wil kennis heeft kunnen nemen van zijn hersenspinsels betreffende bijvoorbeeld bestialiteit, bruine kroegen met Perzische kleedjes op tafel, roodharige vrouwen, ontlasting, of thigmofilie – Dekkers’ zelfverzonnen woord voor de neiging lekker te willen wegkruipen in kleine ruimtes. Hij heeft het over honden versus katten, kloothommels, schijtlijsters en feestvarkens; geen dier, inclusief de mens, is hem te min. Met aanstekelijk plezier neemt hij de lezer keer op keer mee in zijn onderzoek, want hij blijft natuurlijk wel een wetenschapper. ‘Al is vaak de kennis van vandaag de prietpraat van morgen.’
Ook op radio en tv heeft hij zich veelvuldig gemanifesteerd, en in kinderboeken; Dekkers is voor alle leeftijden. Zijn werk komt tot stand in een prachtige kamer, ingericht als een ouderwetse bibliotheek met veel robuust hout, en een vitrine vol fraaie natuurlijke elementen: van schedels en opgezette vogels tot fossielen en mummies. Schrijven doet Dekkers op een typemachine, ‘de trechter van zijn denken’; een computer gaat ’m veel te snel. Dat hij de wereld nog maar lang van zijn beschouwende blik en ironische commentaar mag blijven voorzien.
ANGELA VAN DER ELST