VPRO Gids 35

29 augustus t/m 4 september
Pagina 32 - ‘Jimi played guitar’
papier
32

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Jimi played guitar

Dirk-Jan Arensman

Popbiograaf Philip Norman leek weinig zin te hebben in de zoveelste biografie van Jimi Hendrix, maar in Wild Thing – onlangs in een Nederlandse vertaling verschenen – blinkt hij uit in het opdissen van sappige anekdotes.

Concertposter van The Jimi Hendrix Experience, 1967

Het leek alsof hij er niet veel zin in had, blijkens het artikel dat de gelauwerde popbiograaf Philip Norman (1943) eind 2018 in The Guardian publiceerde over ‘de pijn (en het plezier) van achter de sterren aan jagen’. Zijn achtste, Slowhand: The Life and Music of Eric Clapton (2018), was destijds net verschenen, maar achteraf had hij beter aan zijn droom om romanschrijver te worden kunnen vasthouden, was de strekking. Dan had hij tenminste nooit te maken gekregen met woedende weduwes (Yoko Ono), onbereikbaar in afkickklinieken verkerende onderwerpen (Elton John) of immer dreigende rechtszaken, al dan niet aangespannen door Yoko Ono.
Maar ja, na zijn debuut als rock writer, het Beatlesboek Shout! (1981), was van het een steeds het dikbetaalde ander gekomen. Wanhopige slotalinea: ‘Nu research ik Jimi Hendrix, met in mijn achterhoofd de woorden van Michael Corleone die zich in The Godfather Part III tevergeefs probeerde te ontworstelen aan de maffia: “Just when I thought I was out, they pull me back in.”’ Waarom dan toch aan een boek over de gitaargod begonnen?
Er met lange tanden aan begonnen of niet, Norman schreef met Wild Thing opnieuw een degelijk geresearchte levensbeschrijving
Vrienden wezen Norman erop dat Hendrix in 2020 vijftig jaar dood zou zijn. Dat bovendien ‘niemand fatsoenlijk zijn carrière had geboekstaafd of onderzoek had gedaan naar de schimmige omstandigheden waaronder hij het leven liet’. En dan bleek zijn eigen Noord-Londense melkboer in een vorig leven als huisschilder ook nog een huurflatje van Jimi te hebben opgeknapt, waarbij deze ‘a lovely fella’ bleek!

Smakelijk

Of die laatste ontdekking een serieuze rol heeft gespeeld, is de vraag, al staat het wel vermeld in zijn inderdaad vlak voor het gouden sterfbedjubileum verschenen biografie Wild Thing. Twee andere genoemde redenen waren in elk geval flauwekul. Er verschenen wel degelijk prima studies over diens leven en werk: van Charles Shaar Murrays Crosstown Traffic (1989) en Jimi Hendrix: Electric Gypsy (1995) van Harry Shapiro en Caesar Glebbeek, tot Charles R. Cross’ Room Full of Mirrors (2005). En over het eenzame einde van James Marshall Hendrix (1942-1970) zijn planken volgeschreven, zonder dat iemand het bewijs voor de ware toedracht sluitend kreeg.
Het goede nieuws: er met lange tanden aan begonnen of niet, Norman schreef met Wild Thing opnieuw een smakelijke, degelijk geresearchte levensbeschrijving. Zo sprak hij onder anderen jongere broer Leon Hendrix over hun straatarme jeugd in Seattle, waarin de verlegen ‘Buster’ op een eensnarige ukelele moest tokkelen, tot zijn tante Ernestine hem op zijn vijftiende zijn eerste gitaar schonk. En over hun alcoholistische ouders, van wie moeder Lucille jong overleed en ex-militair Al hem nooit de erkenning gaf waarnaar hij hunkerde.
Verder lees je (weer) hoe Hendrix, schoolverlater zonder diploma, één weinig succesvol jaar diende in de in Kentucky gelegerde 101st Airborne Division, om vervolgens als sappelende beroepsmuzikant, met zijn gitaar in een aardappelzak, terecht te komen in het zogenoemde Chitlin’ Circuit, theaters en clubs waar zwarte muzikanten in het zwaar gesegregeerde Amerika wél mochten optreden. Hij speelde in de begeleidingsbands van Solomon Burke, The Isley Brothers, Ray Charles en tal van andere sterren. Baantjes die hij telkens binnen de kortste keren kwijtraakte vanwege zijn ‘ondisciplinaire gedrag’, damesblouse-uitdossingen en opzichtig geachte spel.
‘Ik ben de enige die mooi mag zijn!’ voegde Little Richard hem temerig toe. Otis Redding zette hem simpelweg uit het tourbusje en reed weg. Pas toen Keith Richards’ vriendin Linda Keith hem in Greenwich Village ontdekte en Animalsbassist en beginnend manager Chas Chandler overreedde Hendrix in 1966 naar Swinging London te halen, begon zijn zegetocht als muzikaal genie. Bekend verhaal. Maar Norman heeft precies de juiste achtergrond, de juiste bronnen (onder wie Linda Keith en Kathy Etchingham, met wie Hendrix samenwoonde en zijn langste relatie had) en de juiste pen om die soepeltjes tot leven te wekken.

Sappig

Meer dan bij het schrijven over de muziek is Norman bij het opdissen van sappige anekdotes in zijn element, dat wel. Wanneer hij kan vertellen hoe Eric Clapton na een half gezamenlijk jamsessienummer verslagen afdroop (‘Je hebt me niet verteld dat hij zó fucking goed was.’), of in één zin een decadente rockdroomscène schetst: ‘Het had een briljant duet kunnen opleveren, ware het niet dat [Doorszanger Jim, red.] Morrison straalbezopen was en de opname bedierf door tegen Jimi te roepen “Ik wil aan je pik zuigen” tot Janis Joplin hem van dat voornemen afbracht door een fles stuk te slaan op zijn hoofd.’ Of wanneer hij op soms wel érg likkebaardende wink-wink-nudge-nudge-toon de eindeloze stroom groupies kan becommentariëren.

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Zo’n groupie speelde ook een hoofdrol in Hendrix’ laatste uren. Het 25-jarige Duitse dwaallicht Monika Dannemann namelijk, die het ongeloofwaardige verhaal ophing dat ze in het diepste geheim verloofd waren, en in wier groezelige appartement in het souterrain van het Londense Samarkand Hotel hij op 18 september 1970 overleed.
In de uitvoerige reconstructie worden alle bekende samenzweringstheorieën (moordaanslagen door de CIA, manager Mike Jeffery, de maffia) genoemd en verworpen, om uit te komen bij de algemeen geaccepteerde doodsoorzaak: een overdosis zware slaaptabletten.
Maar of het een ongeluk of zelfmoord was? En of hij toen de toegesnelde vrienden Alvinia Bridges en (Animalszanger) Eric Burdon arriveerden daadwerkelijk dood was? Ook Norman kan er bij alle tegenstrijdige verklaringen slechts naar gissen. Opperen dat die drie mogelijk paniekerig ruzieden en drugs door de wc spoelden, terwijl Hendrix nog gereanimeerd had kunnen worden, zonder dat zelfs maar aan ze te kunnen voorleggen. Ook niet aan de nog levende Burdon, die Norman niet te woord stond ‘omdat hij bezig was met “zijn eigen Jimi Hendrixverhaal”.
‘Daarin zal dan misschien eindelijk licht geworpen worden op de “zoekgeraakte” uren tussen het moment dat Monika Dannemann besefte dat er iets mis was met Jimi en dat waarop hij werd afgevoerd naar het St Mary Abbot’s Hospital,’ schrijft Norman bijna hoorbaar zuchtend.
Toch een teleurstellende uitkomst, voor een onwillige, onverminderd vakkundige popbiograaf.

Wild Thing. De biografie van Jimi Hendrix 
(oorspr. Wild Thing. The Short, Spellbinding Life of Jimi Hendrix, vert. Frits van der Waa)

Uitgever De Bezige Bij