Ik rijd langzaam vooruit over het verharde pad, ik zie een jonge vrouw die me onhoorbaar toespreekt en haar hand opsteekt. Ze waarschuwt me, ze is het pad op komen lopen, de kinderwagen staat een eind verder, tussen de bomen. Ik stop de auto en doe de deur open. Lukt me niet makkelijk. Ik stap uit, er is een grote tak onder de auto vastgeraakt, ik heb niets gemerkt.
Grote tak
De woorden in het bos komen als vreemdelingen. Ik zie dat ze er zijn, maar ik kan ze niet horen.