Voordat Miriam Toews op haar achttiende in de trein op weg naar de vrijheid stapte, was ze lid van de mennonitische gemeenschap in Manitoba, Canada. Net als de amish bieden de mennonieten buitenstaanders een fotogeniek kijkje in het verleden: de meisjes met hun kunstig ingevlochten haar, de jongens met hun tuinbroeken en die schattige koetsjes waarmee ze zondags naar hun witte kerkjes rijden. Hun pacifisme en gebrek aan bekeringsdrift maken van de mennonieten bovendien geen enge religieuze extremisten maar, eerder een soort hedendaagse hobbits.
Duivelse dilemma’s
Tussen 2005 en 2009 werden talloze vrouwen en meisjes in mennonietenkolonie Manitoba verkracht door mannen uit hun eigen gelederen. Dit inspireerde Miriam Toews tot Wat ze zeiden, een roman waarin ze tal van morele vragen opwerpt.
Kijkend naar hun vredige, eenvoudige bestaan vraag je je af of de wereld niet beter af zou zijn als we allemaal mennoniet waren.
Wie Wat ze zeiden, de nieuwste roman van Toews, heeft gelezen weet wel beter. Die zit nog natrillend van verontwaardiging en ongeloof bij te komen van de krankzinnige en helaas waargebeurde geschiedenis die door Toews tot indringende roman is vervormd.
Sinds 1540 zijn de volgelingen van de Friese priester Menno Simons vanuit Nederland en Duitsland uitgezwermd over de hele wereld. Ze vestigen zich bij voorkeur op plekken waar ze met rust worden gelaten. Zodra de overheid zich te veel met hen bemoeit, pakken ze hun biezen om elders een nieuwe kolonie te stichten. Zo belandde een deel van hen vanuit Canada in Bolivia, waar hun florerende boerderijen een welkome economische factor zijn.
Afgedwaalde schapen
Tussen 2005 en 2009 werden in de kolonie Manitoba, genoemd naar de Canadese provincie waar ze vandaan kwamen, honderden meisjes en vrouwen ’s ochtends versuft wakker, besmeurd met bloed, modder en sperma. Hun verklaringen werden door hun religieuze leiders aanvankelijk afgedaan als wilde vrouwelijke fantasieën, al zou het ook het werk van de duivel kunnen zijn. Of van God zelf, die de vrouwen wilde straffen voor hun zonden.
Totdat een man op heterdaad werd betrapt terwijl hij ’s nachts probeerde een slaapkamer binnen te dringen. Acht mannen, allen uit eigen gelederen, bleken verantwoordelijk voor deze jarenlange massaverkrachting. Via het slaapkamerraam spoten ze een spray naar binnen waarmee stieren voor castratie werden verdoofd, waarna ze zich ongestoord aan de vrouwen konden vergrijpen, omdat ook echtgenoten, vaders en broers buiten westen waren.
Nu duidelijk was dat dit geen ziekelijke verzinsels waren van door de duivel bezeten vrouwen, moest worden bepaald wat er met de daders zou gebeuren. Net als in veel andere religieuze gemeenschappen wordt ook door mennonieten doorgaans voor eigen rechter gespeeld, maar dit keer werd justitie wel ingeschakeld. De daders werden gearresteerd en gevangengezet. Een afgedane zaak? Niet voor de mannen die de dienst uitmaken in deze patriarchale kolonie. Zij wilden de daders op borgtocht vrijkopen. De slachtoffers zouden hun vergiffenis moeten schenken, zodat de acht afgedwaalde schapen alsnog verzekerd waren van het eeuwige leven. Wie dat niet kon opbrengen, werd verzocht de kolonie te verlaten en verloor haar eigen plekje in de hemel.
Daarmee zijn we aangeland bij het vertrekpunt van Wat ze zeiden. De mannen zijn onderweg naar de stad om de borg te betalen. De vrouwen blijven achter. De meeste slachtoffers willen liever vergeten wat er is gebeurd en zijn bereid de daders te vergeven, maar een kleine groep twijfelt nog en verzamelt zich stiekem op een hooizolder om hun opties te bespreken: niets doen, blijven en het uitvechten of vertrekken.
Praktische problemen
Deze afweging biedt Toews de mogelijkheid tal van morele vragen op te werpen over schuld en boete, recht en onrecht, wraak en vergeving. De aanwezige vrouwen discussiëren zowel over filosofische als praktische vragen. Telt afgedwongen vergeving wel? Hoe kun je de wetten van de Bijbel naleven als je niet in staat bent die zelf te lezen? Heeft God dit bekokstoofd om hun geloof op de proef te stellen? Maar ook: wie wast en kookt er voor onze vaders en broers als we vertrekken? Wie zorgt er voor de ouderen en gebrekkigen? En laten we bij vertrek ook onze zonen achter?
De kolonie de rug toekeren brengt sowieso enorme praktische problemen met zich mee. Onderwijs is onder mennonieten bijzaak, want de toekomst ligt al vast: jongens worden boer, meisjes huisvrouw. De vrouwen zijn analfabeet, spreken alleen Plautdietsch en hebben geen enkel geografisch benul. Of je nu op de Canadese prairie of in de Boliviaanse jungle woont, maakt voor een mennonitische vrouw weinig uit, want ze zetten nooit een voet buiten hun kolonie. Je boeltje pakken en vertrekken is voor hen net zoiets als een reis naar Mars.
Wat ze zeiden (de nogal bleke vertaling van Women Talking) is niet het eerste boek van Miriam Toews waarin ze de positie van mennonitische vrouwen aan de kaak stelt. Zelf groeide ze op met ouders die enige rebellie niet vreemd was, al bracht dat het gezin weinig heil. Haar vader zou zich in 1998 voor de trein gooien na jarenlang in stilte te hebben geworsteld met manisch-depressieve gevoelens. Twaalf jaar later volgde haar zus Marjorie zijn voorbeeld. Ze schreef er (helaas niet vertaalde) boeken over: Swing Low over haar vader, All My Puny Sorrows over haar zus.
Hoewel Toews zelf op haar achttiende haar gemeenschap ontvluchtte, losging in de punkscene, op haar 22ste een ongeplande baby kreeg en jarenlang in een Volkswagenbusje langs festivals zwierf waar haar vriend jongleerde met machetes, heeft ze zich nooit volledig kunnen losmaken van haar achtergrond. Telkens als ze zegt dat ze nu echt klaar is met het onderwerp, volgt er een nieuw boek waarin mennonitische vrouwen de kans krijgen te ontsnappen aan hun lot.
Toen ze via de tamtam hoorde wat er in Bolivia was gebeurd, kon ze niet anders dan er een boek over schrijven. Deze mensen stammen immers van dezelfde voorouders af als zij. Ze had een van hen kunnen zijn.
Testament
Toews’ woede over het lot van haar Boliviaanse zusters is op elke pagina voelbaar, maar dat betekent niet dat dit een als roman verpakte aanklacht is. Daarvoor is ze een te goede schrijver. Haar werk is juist geliefd vanwege de humor en levenslust die eruit spreekt. In Canada is haar status vergelijkbaar met die van Margaret Atwood en Alice Munro.
Wat ze zeiden speelt zich geheel af op die ene hooizolder. August, de enige aanwezige man, is aangewezen als notulist aangezien hij kan lezen en schrijven. Hij heeft een uitzonderingspositie omdat hij ooit met zijn afvallige ouders de kolonie heeft verlaten en in Engeland heeft gestudeerd. Nu is hij teruggekeerd op het nest als onderwijzer, maar de andere mannen (en veel vrouwen) vinden hem een slapjanus die niet in staat is een akker fatsoenlijk te bewerken of een varken van zijn ingewanden te ontdoen.
August noteert dus wat er besproken wordt, zijn aantekeningen dienen als testament, voor als de vrouwen straks inderdaad stiekem vertrekken. Maar die beslissing is nog niet genomen. Onderling zijn ze het voortdurend oneens over hun strategie, ze hebben allemaal andere belangen.
Het is prijzenswaardig dat Toews niet de misdaad zelf tot hoofdonderwerp van haar roman heeft gemaakt, al was iets meer achtergrondinformatie het verhaal wel ten goede gekomen. In plaats daarvan leest haar roman als een chaotisch toneelstuk, waarbij het de lezer soms duizelt van al die onderlinge familiebanden. Het filosofische gehalte van de discussies is bovendien niet altijd even geloofwaardig.
Aan de andere kant: dit is geen non-fictie. Wie meer wil weten over de zaak zelf kan daar genoeg over vinden: er zijn podcasts gemaakt, longreads geschreven en er is een Vice-documentaire waarin betrokkenen in dat wonderlijke Platdietsch aan het woord komen. Zelfs de daders mogen voor de camera verklaren dat ze onschuldig zijn. Daar blijft het niet bij. Ook de roman van Toews zal worden verfilmd. De productiemaatschappij van Brad Pitt heeft de rechten gekocht, Frances McDormand tekende voor een van de hoofdrollen.
Hoe Wat ze zeiden afloopt, laten we in het midden, maar het zal niemand verbazen dat de vrouwen van Manitoba in werkelijkheid gewoon zijn gebleven.
Miriam Toews
Wat ze zeiden
(oorspr. Women Talking, vertaling Josephine Ruitenberg en Claudia Visser, uitgeverij Cossee)