VPRO Gids 46

14 november t/m 20 november
Pagina 10 - ‘Als de panter terugkeert’
papier
10

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Als de panter terugkeert

Ela Çolak

Het verleden van hun volk speelt vaak een grote rol in het werk van kunstenaars met een Koerdische achtergrond. In zijn bekroonde documentaire Sidik en de panter heeft Reber Dosky echter niet alleen oog voor verdriet, maar ook voor schoonheid.

Beeld uit Sidik en de panter van Reber Dosky

In de openingsscène van Sidik en de panter (2019), vorig jaar uitgeroepen tot beste Nederlandse documentaire op het International Documentary Filmfestival Amsterdam (Idfa), zien we in de verte een man met een wandelstok die zich langzaam voortbeweegt door een dikke laag sneeuw. Wanneer de lente zich aandient rijdt dezelfde man op zijn paard door een uitgestrekte weide. Vanaf een rotsformatie kijkt hij uit over een vallei, die bewoond wordt door valken, rendieren en beren. Volgens de man, Sidik is zijn naam, ontbreekt er nog één diersoort in dit idyllische landschap: een panter. Decennia geleden zou in dit deel van Iraaks Koerdistan de Perzische panter hebben rondgedwaald. Wanneer dit dier weer opduikt, is volgens Sidik de verlossing nabij. De terugkeer van de panter betekent dat de natuur zich heeft hersteld, wat zal leiden tot een wedergeboorte van Koerdistan, aldus een mijmerende Sidik. Dan zal het natuurgebied wettelijk worden beschermd, wat vijanden belet het te bombarderen.

Sidiks zoektocht symboliseert een verlangen naar de bevrijding van een door oorlogen geplaagde bevolking. En toch oogt hij allesbehalve onderdrukt.

Achter de oogstrelende beelden in deze documentaire van regisseur Reber Dosky, magistraal vastgelegd door Roy van Egmond, huist een donkere geschiedenis die teruggaat tot honderd jaar geleden: op 10 augustus 1920, kort na de Eerste Wereldoorlog, ondertekenden de Europese geallieerden samen met Rusland, Noord-Amerika en het Ottomaanse Rijk het Verdrag van Sèvres. Hierin werd de mogelijkheid van een Koerdische staat opgenomen. Het liep anders. De grondlegger van de Turkse Republiek, president Mustafa Kemal Ataturk, weigerde de Koerdische minderheid te erkennen. Dit resulteerde erin dat Koerdistan buiten beschouwing werd gelaten in de Vrede van Lausanne, in 1923 ondertekend door Griekenland en Turkije.

Periodes van onrust, waarbij Koerdische gemeenschappen binnen de nieuwe landgrenzen in opstand kwamen, werden afgewisseld met periodes van ogenschijnlijke vrede. In alle delen van Koerdistan, dat naast het zuidoosten van Turkije het noorden van Irak, het noordwesten van Iran en het noordoosten van Syrië beslaat, koesteren naar schatting veertig miljoen Koerden nog steeds dezelfde wens: het recht op een eigen identiteit en een waardig leven. Hoewel er ook Koerden zijn die een eigen staat nastreven, is men het unaniem eens dat behoud van hun taal, cultuur en leven in vrijheid het grootste goed is.

Koerden hebben een stammencultuur. Alleen al in de Koerdische Autonome Regio in Noord-Irak, tot dusver het enige gebied dat over een eigen parlement beschikt, wonen 21 stammen. Ondanks een eigen bestuur voelen ze in de hoofdstad Erbil de hete adem in hun nek van Bagdad, dat hen in 2017 sancties oplegde na een onafhankelijkheidsreferendum, en van Turkije, dat afgelopen zomer Noord-Irak binnenviel voor een aanval op Turks-Koerdische PKK-militanten. Dit terwijl men net bekomen was van de terreur van Islamitische Staat; niet alleen Koerden, ook Iraakse christenen en yezidi’s sloegen hiervoor in 2014 op de vlucht.

In de daaropvolgende jaren werd IS met veel bravoure bestreden door Koerdische strijdkrachten, met hulp vanuit het Westen. Tot hun verbijstering hield eind vorig jaar de internationale samenwerking met de Verenigde Staten pardoes op. Volgens het Witte Huis was IS al lang en breed verslagen, en zo trokken de Koerden wederom aan het kortste eind.

Familietrauma

Tijdens Sidiks eenzame wandelingen door het bergachtige landschap van Noord-Irak loopt hij verschillende mensen tegen het lijf – jongeren en ouderen, vreemden en vrienden –, waarbij de pijn van het verleden zo nu en dan de revue passeert. Het laat ook de filmmaker niet onberoerd. Halverwege de documentaire, terwijl Sidik in gedachten verzonken in zijn boekje schrijft, vertelt de huilende regisseur vanachter de camera over zijn grootvader. Dosky groeide net als Sidik op in dit gebied, waar zijn grootvader als krijgsman van de peshmerga, de Iraaks-Koerdische vrijheidsstrijders, tijdens het brute bewind van Saddam Hoessein werd vermoord door Iraakse soldaten. Sidik noteert het in zijn boekje en stapelt hierna stenen op voor een gedenkteken. Hij vraagt de regisseur om te helpen zoeken naar stenen en bloemen, zodat Dosky eenmalig in beeld verschijnt. Met zijn aanwezigheid voegt de regisseur een louterende scène toe. Eind jaren negentig vluchtte Dosky naar Nederland, als filmmaker keerde hij voor diverse documentaires terug naar het gebied om de oorlog in kaart te brengen. Maar het zijn de onverstoorbare bergtoppen die de regisseur ertoe bewegen zijn eigen emoties niet langer buiten beeld te houden. Terwijl Sidik ons door de wonderschone natuur gidst lijkt er in de regisseursstoel een familietrauma te worden verwerkt.

‘Ik zou dat Koerdische soms uit willen zetten. Ik ben óók Amsterdammer, dertiger, vrouw – allerlei identiteiten die daardoor niet aan bod komen.’

Beri Shalmashi

Dat de film in het Midden-Oosten is opgenomen zal sommige mensen verbazen. Het zou evengoed in de Alpen geweest kunnen zijn of in een bosrijke Noord-Amerikaanse streek. Het majestueuze gebergte, soms omgeven door mistbanken en wolkendekens die over de toppen heen glijden, heeft een centrale rol in deze film. Dit in tegenstelling tot Dosky’s eerdere, uitdagendere werk. In de korte documentaire The Sniper of Kobani (2015) portretteert Dosky het leven van een Koerdische sluipschutter die tegen IS vecht. In het tevens door Idfa bekroonde Radio Kobani (2016) zien we een Koerdische radiomaker verslag uitbrengen vanuit de Syrische grensstad en in Letters from Kurdistan (2018) pakken Koerdische vrouwen de wapens op in de strijd tegen het kalifaat.

In Sidik en de panter ontbreekt haast iedere notie van geweld, los van een hoogmoedige jongeman die met zijn Kalasjnikov wil gaan jagen, maar ruw wordt onderbroken door de onverschrokken Sidik. Hoewel de bergen de film dragen, is het Sidiks panterobsessie die de film voortstuwt. Zijn zoektocht symboliseert een zeker verlangen naar de bevrijding van een door oorlogen geplaagde bevolking. En toch oogt Sidik allesbehalve onderdrukt. Hij is duidelijk senang met zichzelf en met zijn omgeving, waar hij zijn antwoorden vindt. ‘We moeten terugkeren naar de natuur, omdat de mens in de natuur tot zichzelf terugkeert. Hij zal zichzelf ontdekken en leren kennen, en dan kan hij anderen begrijpen en respecteren. Menselijke waardigheid, trots en het hele bestaan zijn geworteld in de natuur,’ aldus de charismatische wandelaar.

Vooruitgang

Kunstenaars als Dosky onderzoeken in hun werk de Koerdische kwestie en de eventuele antwoorden daarop. Ondanks de dreiging van buitenaf schuwt Dosky identiteit niet. Het vormt een rode draad, zowel in zijn films als in de openhartige interviews die hij geeft. Volgens collega-filmmaker Beri Shalmashi is dreiging altijd aanwezig, maar zij benadrukt dat filmmakers niet te vergelijken zijn met activisten. ‘Ik denk dat zij veel moeilijker werk doen. Wat wij maken wordt zichtbaar, daardoor zijn we zowel kwetsbaar als beschermd. Als iemand ons iets aandoet, dan horen mensen daarover. Activisten in de frontlinie zijn minder bekend, maar zij zijn wel degenen die verandering teweegbrengen. Wij, de makers, kunnen helpen hun geluid te versterken.’

Shalmashi is een Iraanse Koerd. Haar politiek actieve ouders verhuisden vanuit Iran naar Noord-Irak, waar ze zich aansloten bij een verzetsbeweging. Door bombardementen werd het gezin in 1986 gedwongen te vluchten en zo belandde de tweejarige Shalmashi in Nederland. Ze studeerde af aan de Nederlandse Filmacademie en besloot in 2012 dat ze de Iraaks-Koerdische regio op eigen houtje wilde ontdekken. Ze heeft er tot 2015 gewoond en staat nog steeds versteld van het leven in Erbil.

‘Het is daar ontzettend modern, ik kan het haast niet bijbenen. Maar ondanks de vooruitgang zie ik dat niet terug in films. Daar voel ik me verantwoordelijk voor, dat je niet alleen de geschiedenis en het verdriet laat zien, maar ook de moderniteit. En ook door, zoals Reber Dosky heeft gedaan, de bergen te laten zien, de schoonheid – een andere reden dat mensen daar willen leven en het fijn hebben. Het is niet alsof het daar continu ellendig is en iedereen weg wil. Misschien is dat het verschil tussen de oude en jonge generatie filmmakers: de jongere wil ook het gewone leven laten zien.’

‘Kunstenaars die het conflict naar voren brengen uiten op een vreedzame manier dat we de problemen moeten oplossen’

Celil Toksöz

Afgelopen juni werd Shalmashi’s interactieve filmproject Big Village gelanceerd, dat onder meer te bekijken is op de website van de Volkskrant. Om het verhaal van de Iraanse Koerden te duiden, creëerde ze een documentaire waarin je sprongsgewijs door Koerdistan kunt verplaatsen. Gaandeweg zie je interviews met voormalige bewoners uit het verzetskamp. Het vertellen van verhalen over haar gemeenschap voelt voor Shalmashi als een noodzaak: er bestaat immers geen Koerdische staat met een gevestigde filmindustrie, dus zullen de professionals zich moeten organiseren om bij te dragen aan de kunsten en aan hun nalatenschap. ‘Wie schrijft die blijft, dat geldt ook voor filmmakers,’ zegt Shalmashi. Tegelijkertijd geeft ze toe dat het haar soms frustreert dat ze de kwestie zo belangrijk vindt. ‘Ik zou dat Koerdische soms wel even uit willen zetten. Ik ben óók Amsterdammer, dertiger, vrouw – allerlei identiteiten die niet aan bod komen doordat dit zoveel in beslag neemt. Maar omdat het onderwerp onderbelicht is, en ik me niet begrepen voel in Nederland als ik niet uitleg hoe het daar is, houdt het me bezig.’

Zichtbaarheid

De Koerdische theatermaker Celil Toksöz, geboren en getogen in de Turkse stad Diyarbakir, ervaart minder drang dan Shalmashi om de problematiek naar zijn werk te vertalen. Samen met collega-regisseur Șaban Ol, met wie Toksöz twintig jaar geleden in Amsterdam Theater Rast oprichtte, wil hij vooral voorstellingen maken die geëngageerd zijn. Echter, als je kijkt naar zijn oeuvre dan zie je dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan: afgelopen jaar regisseerde Toksöz een volledig in het Koerdisch vertaalde versie van Puccini’s opera Tosca. De Italiaanse opera bleek uitermate actueel te zijn in de ogen van Koerdische toeschouwers. Hetzelfde deed Toksöz al eens met werk van Shakespeare, nadat een Turkse minister zich neerbuigend had uitgelaten over de Koerdische taal, die volgens hem weinig woorden zou bevatten. Het stille verzet van Toksöz resulteerde in de Koerdische vertaling van Hamlet, waarmee hij door Nederland en Turkije toerde. Toksöz: ‘Ik wil geen politiek pamflet maken, ik wil onze taal laten horen, mijn gemeenschap een gezicht geven.’

Komend jaar zal Toksöz Eus regisseren, de toneelbewerking van het debuut van schrijver Özcan Akyol. In Akyols verhaal belandt de hoofdpersoon in de gevangenis, iets waar Toksöz over kan meepraten: zelf bracht hij als linkse activist vierenhalf jaar door in een Turkse cel. Desalniettemin klinkt er optimisme in de stem van de regisseur. ‘Door ons, de kunstenaars die het conflict naar voren willen brengen, wordt op een vreedzame manier geuit dat we de problemen moeten oplossen. Ik ben van mening dat dit helpt, want uiteindelijk wordt hier wel aandacht aan besteed.’

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Toch zal Toksöz niet ontkennen dat alleen al het woord ‘Koerd’ door negatieve beeldvorming van overheidswege zeer politiek beladen is. ‘Ik zie jonge Koerdische en Turkse mensen steeds verder uit elkaar groeien. Door alle propaganda op de Turkse televisie, waar verteld wordt dat Koerden hun land willen afpakken, leven ze nu langs elkaar heen. Maar de machteloosheid die je op zo’n moment voelt kan ook creativiteit oproepen, zoals in het geval van Reber Dosky.

Door een panter vond hij een prachtige manier om de identiteit van zijn volk te tonen. Eigenlijk is het een schreeuw vanuit de bergen, van Koerden die roepen: “Zien jullie wat we aan het doen zijn? Als we een panter vinden worden we geholpen. Maar doen wij mensen er dan niet toe?”’ Volgens Toksöz is dat de kracht van Dosky’s documentaire, die in wezen niet eens gaat over het vinden van de panter. ‘Het gaat over het zichtbaar maken van onze gemeenschap, waarvoor we zelfs bereid zijn te geloven in een fabel.’