VPRO Gids 8

22 februari t/m 28 februari
Pagina 4 - ‘Schrijfregime’
papier
4

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Schrijfregime

Katja de Bruin

Voor haar nieuwe roman 'Een van ons' putte Christine Otten uit de ervaringen die ze opdoet met het geven van schrijflessen aan gedetineerden. De VPRO Gids mocht zo’n les bijwonen.

Christine Otten bij de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos

Rob komt binnen en legt een boek over gorilla’s op tafel. Aan de overkant zit Rino al te wachten. Hij heeft een boek over ayurvedische gezondheid bij zich. Tussen hen in zit Jonathan*, met zijn rode Che Guevara-map. Naast hem zit Gijs*, die een beetje op Bart Chabot lijkt.

In dit artikel staan een aantal bijdragen van de gedetineerden.

Onderwijzer Wichert gaat zitten. Net als Diego, die net nog paprikasoep stond in te scheppen in de keuken van de personeelskantine.
Mo legt zijn map met verhalen vast klaar, Tulio schenkt thee in een plastic bekertje.
Het is woensdagmiddag, twee uur. We zijn op een industrieterrein waar tussen de autoherstelbedrijfjes en de tegeloutlet Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard gevestigd is. Hier geeft Christine Otten elke twee weken schrijfles aan gedetineerden. In 2016 kwam ze er voor het eerst, om voor Vrij Nederland een verhaal te maken over de inrichting. Ze voelde zich er zo thuis dat ze niet weg wilde. Dus stelde ze voor schrijfles te gaan geven. Dat idee bleek aan te slaan. Niet alleen bij de directie, maar vooral bij de gedetineerden. Inmiddels kent ze iedereen, van de bewaking tot de directrice. Ze heeft zelfs een eigen pieper.

Als ik mijn straf heb uitgezeten, ben ik dan klaar?

Zal hij dan tevreden zijn of komt hij toch voor wraak?

Komt hij ’s nachts mijn dromen verzieken?

Zal hij mij dan laten zweten en naar lucht laten happen?

En zal hij mij wakker houden tot ik er bij neerval?

Het is nu al jaren geleden en nog steeds niks van hem gehoord.

Zou hij het vergeten zijn of wacht hij gewoon geduldig af?

Ik kan het hem niet vragen want hij is er niet meer.

Ik kan nu alleen maar naar boven kijken.

Naar boven kijken en vragen of hij mij vergeeft.

En dan maar hopen,

Hopen dat hij geen wraak neemt.

In deze gevangenis verscheen vorig jaar een boekje in eigen beheer. Opmaak, redactie en tekst werden verzorgd door de mannen van de schrijfgroep. Titel: Je moet het van ver halen. Fraai gebonden, met leeslint, in een oplage van 1200 exemplaren. Het is niet te koop. ‘Je kunt het alleen maar cadeau krijgen,’ zegt Ab, die de opmaak verzorgde en de kleurige cover met behulp van Photoshop ontwierp.
Gelukkig is er nu ook een boek dat je wel kunt kopen. Een van ons is de roman die Christine Otten schreef op basis van haar ontmoetingen met gedetineerden. Katrien Achenbach probeert haar writers block te doorbreken door gedetineerden schrijfles te geven, terwijl Luc, die levenslang heeft, worstelt met zijn uitzichtloze bestaan. Hij doet niet mee met de groep, maar schrijft wel een geheim logboek. Voor de duidelijkheid: Katrien is níet Christine, en Luc, Jerrol en Yahya zijn geen bestaande gedetineerden, maar ze heeft natuurlijk wel geput uit haar ervaringen hier.

Als ik vader word dan doe ik het anders en vooral beter.

Nu ben ik vader en doe ik het anders, maar niet veel beter.

Mijn vader was streng en ik mocht maar weinig.

Hij zeurde veel en was soms ook agressief.

Hij wist het altijd beter en ruimte voor discussie, dat was er niet.

Hij hijzelf, hij was er wel!

Mijn dochter mag alles.

Ik zeur nooit en ben altijd lief.

Ik vertel haar nooit wat ze moet doen en ruimte voor discussie, dat is er wel.

Maar ik zelf, ik ben er niet!

Gymnastiek

Vandaag geeft Christine haar tachtigste les. Thema is ‘(schrijven) alsof je leven ervan afhangt’.
‘Ga daar maar even op associëren,’ zegt ze, terwijl ze een zak KitKats laat rondgaan.
Rob waarschuwt dat hij gisteren bedorven boterhamworst heeft gegeten, dus dat we niet raar moeten opkijken als hij plotseling wegrent.
Wichert van Bethlehem, die hier al dertien jaar als onderwijzer werkt en ook meedoet, geeft een overenthousiaste Freek de Jonge-imitatie ten beste, waarop Jonathan opmerkt: ‘Je ziet: medicatietrouwheid is heel belangrijk in de bajes.’
De tafel buldert.
Christine herstelt snel de orde en gaat de rij langs. Iedereen leest zijn associaties bij het thema voor. Die variëren van ‘memento mori’ en ‘okselzweet’ tot ‘game over’.
‘Dit doen we om even los te komen. Een soort gymnastiek,’ legt ze uit. ‘Even inpluggen op je onbewuste kennis. Dat kan ook met mooie muziek, maar hier doen we het met woorden.’
Ze vertelt iets over schrijvers die overal ter wereld worden opgesloten om wat ze schrijven, en pakt dan de bundel Vallende tijd erbij, waarin Asis Aynan gedichten van Berberdichters uit de Rif verzamelde. Er wordt aandachtig geluisterd als Christine een verzetsgedicht voorleest.
Na de laatste regel zegt ze: ‘Je hoeft er niet meteen iets van te vinden.’
Tulio vindt dat het gedicht een beeldende schoonheid heeft. ‘Het is Turks toch?’
Euh, even opletten gast. Berbers zijn Marokkanen. Uit het Rifgebergte.
‘Oké, geen Arabieren dus, en ze wonen in de bergen. Dus ze hebben schapen,’ concludeert Tulio, die een joggingbroek en Nikes met een stijlvol colbertje combineert.
‘Sjongejongejonge,’ zucht Mo, de enige Marokkaan in het gezelschap.
Nadat Christine nog twee gedichten heeft voorgelezen, verklaart hij: ‘Ik begreep er geen moer van, ik vind het helemaal niks.’

Ik hoop dat mijn vrouw mij niet verlaat.

Ze komt elke week op bezoek.

Ik bel haar vier keer per dag.

Is dat genoeg?

Moet ik haar vaker bellen?

Of juist minder?

Wat zou er in haar hoofd spelen?

Houdt ze echt zoveel van mij dat ze bereid is tien jaar lang op me te wachten?

Of blijft ze bij mij omdat ze denkt dat het zo hoort?

Omdat we getrouwd zijn?

Omdat we een kind samen hebben?

Wat zou haar omgeving haar adviseren?

Je moet hem vergeten, of toch blijf bij hem.

En zou ze luisteren naar deze mensen?

Of doet ze wat ze zelf graag wil?

Kan ik haar niet beter loslaten?

Of laat ik haar dan juist in de steek?

Konden we maar voor 1 dag elkaars gedachten lezen.

Dat zou het een stuk gemakkelijker maken.

Infiltrant

Misschien bevalt de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda Kamfer, die door Otten als ‘honderd procent straat’ wordt aangeprezen, hem beter. ‘Ze heeft een verleden van misbruik en geweld en heeft zichzelf gered door dichter te worden.’
Opnieuw wordt er geconcentreerd geluisterd. Buiten krijsen de meeuwen. Kamfer valt in de smaak. De derde bundel waaruit vandaag wordt voorgelezen is van de Vlaming Hans Claus, naast dichter ook gevangenisdirecteur. Een hervormer die pleit voor een ingrijpende herziening van het gevangenisstelsel. Na de laatste regel zegt niemand iets.
‘Zijn we er stil van of vinden we het niks?’
‘Ik vind hem echt heel goed,’ zegt Diego.
Jonathan ergert zich eraan dat deze gevangenisdirecteur doet of hij een gedetineerde is. ‘Een wannabe.’
‘Hij verplaatst zich erin,’ zegt Melvin, die een halfuur te laat binnenkwam, wat zijn gewoonte schijnt te zijn.
Jonathan, die niet vies lijkt te zijn van complottheorieën, is nog niet overtuigd. ‘Misschien is hij een infiltrant. Er zit een luchtje aan.’
Negen gedetineerden, veelal met lange straffen, die luisteren naar serieuze, soms ondoorgrondelijke poëzie. Christine Otten doet in dit opzicht geen concessies. Ze neemt gewoon boeken mee die zij de moeite waard vindt en dan kijken ze maar of ze het wat vinden. Dat werkt. Dit zijn geen domme jongens. Er wordt op niveau gefilosofeerd en gediscussieerd.
‘We zullen nooit een crimineelloze wereld krijgen, maar we kunnen er wel naar streven,’ zegt Jonathan. ‘Maar de creativiteit van criminelen is ook wat waard,’ vindt Tulio. ‘Neem die Nigerianen die vrouwen verleiden door te doen alsof ze een blanke Amerikaan zijn. Dat vind ik wel knap.’
Als ze zelf aan de beurt zijn om een verhaal te schrijven, buigen ze zich geconcentreerd over hun schrift. Krassende pennen, tikkende klok. Mo staart naar zijn lege kladblok.
De stilte wordt doorbroken door een medewerker die komt melden dat Rob (die van de gorilla’s en de boterhamworst) terug moet naar zijn afdeling. ‘Is het een must?’ ‘Ja, ik denk het wel.’

Vrijheid maakt niet gelukkig.

Steeds meer vrijheid maar nooit genoeg.

Zoveel vrijheid maar toch mislukt.

Vrijheid stak mij in mijn rug.

Nu bevrijd van vrijheid

Wil ik het ook niet meer terug.

Hartbrekend

Het is nogal onrustig hier nadat Dino S. een paar dagen eerder werd overgeplaatst naar Vught omdat er vermoedens bestonden dat hij een ontsnapping beraamde. Sindsdien worden de cellen overal binnenstebuiten gekeerd.
Even later keert Rob opgetogen terug. Hij heeft van zijn casemanager te horen gekregen dat hij binnenkort mag verhuizen naar de BBI, een beperkt beveiligde afdeling met meer vrijheid. ‘Ze houden rekening met mijn verjaardag. Op 14 maart word ik zestig.’
Na de felicitaties geeft Christine het woord aan Diego, die de afgelopen twintig minuten geconcentreerd heeft zitten schrijven. Het resultaat is een verrassend fraaie schets over een ik-figuur die op Utrecht Centraal de haastige voorbijgangers die hem passeren observeert. Nadat hij uitvoerig is geprezen, heeft onderwijzer Wichert toch een puntje van kritiek.
‘Ik zou het woord aarde weglaten.’
Diego reageert zachtmoedig. ‘Dat kan ook.’
‘Hij is de schrijver,’ zegt Rob verontwaardigd.
Iedereen vindt het een erg goed verhaal. Alleen Tulio beweert dat hij het niet snapt. ‘Ik loop tegen mijn intellectuele plafonnetje aan.’ Hij zal nog een paar keer herhalen dat hij autistisch is, met dank aan de ‘substance abuse’ van zijn moeder. De rest vindt dat hij zich dommer voordoet dan hij is.
Even later verrast de zwijgzame Melvin met een hartbrekende brief. Hij vertelt er niet bij aan wie die is gericht, maar zijn boodschap is duidelijk. ‘Ik haat mijn daad.’
‘Die komt wel binnen,’ zegt Otten na een betekenisvolle stilte.
‘Stoer dat je dit op durft te schrijven,’ vindt Gijs.
Melvin haalt zijn schouders op. ‘We moeten schrijven over wat ons bezighoudt. Dit is wat mij bezighoudt’.
‘Wat jij schrijft doet me denken aan dat liedje van “Hey there Delilah, what’s it like in New York City”,’ zegt Jonathan, ‘verdrietig maar wel mooi. Zo schrijf jij.’
Dat laten we even op ons inwerken.
‘Maar,’ wijzend op het kladblok van Melvin, ‘dat handschrift mag wel wat beter.’
Gelach. Waarna Jonathan zelf aan de beurt is. Hij leest een absurdistisch verhaal voor over een hartstochtelijke masturbatiesessie op de wc bij zijn oma. Begrippen als ‘these’, ‘antithese’ en ‘synthese’ komen voorbij, alsmede een ‘socratische gifbeker’ en een ‘aha-erlebnis’. Christine vergelijkt Jonathans humor met die van Hans Teeuwen, maar zegt erbij dat hij wel eens beter werk heeft afgeleverd. Mo, die in dezelfde tijd maar een paar regels heeft genoteerd, vraagt zich af hoe Jonathan dit hele verhaal zo snel heeft kunnen schrijven. ‘Zit ik hier met mijn vijf zinnetjes.’
‘Het gaat niet om kwantiteit,’ doceert Christine. ‘Iedereen heeft zijn eigen stem. Mo, jouw zinnen hebben meer zeggingskracht.’

Heb ik veel geluk gehad vroeger?

Vroeger op de basisschool was ik vaak jaloers op mijn klasgenoten.

Jaloers op hun geluk.

Zij kregen cadeautjes op hun verjaardag.

Ik niet, want mijn pa was aan het sparen.

Mijn klasgenoten hadden op maandag altijd leuke verhalen over waar ze in het weekend geweest waren.

Ik niet, ik ging nergens heen want mijn pa was aan het sparen.

Mijn klasgenoten hadden altijd iets lekkers in hun lunchtrommel.

Ik niet, ik had niet eens een lunchtrommel, maar een boterhamzakje, want mijn pa was aan het sparen.

Maar dan was het zover.

Het was zomer en mijn vader had gespaard.

Mijn vader had het hele jaar gespaard, genoeg gespaard om met het hele gezin zes weken lang vakantie te vieren in Marokko.

En daar was ik niet meer jaloers.

Nee, daar waren de kinderen jaloers op mij.

Want ik was daar op vakantie en de kinderen daar moesten werken.

Daar at ik elke dag alleen maar lekkers.

Lekkere dingen waar de kinderen daar alleen maar van kunnen dromen.

Daar liep ik te paraderen in mijn nieuwe kleding, speciaal gekocht voor de vakantie.

En de kinderen daar liepen op zelfgemaakte slippers.

Daar had ik een goed leven, en waren zij zielig.

Maar dat deed me niks, ik vond ze niet zielig.

Nee, ik was er zelfs trots op, want nu was het mijn beurt.

Nu mocht ik zes weken lang geluk hebben en dat zou niemand mij afpakken.

Dus zeg maar:

Had ik geen geluk vroeger, of toch wel?

Collega-schrijvers

Jonathan vertelt dat hij een dagboek bijhoudt, om detentieschade te voorkomen. Dat is een verzamelnaam voor de schade aan cognitieve vermogens door gebrek aan prikkels en de onzekerheid, angst en wanhoop waar je binnen de muren onherroepelijk aan ten prooi valt. Hij verwijst naar het briefje dat op de deur van de gevangenisbibliotheek hangt. Zes minuten lezen per dag verlaagt je stressniveau met zestig procent, is de boodschap. Volgens hem geldt dat ook voor schrijven.
Als Mo aan de beurt is, ratelt hij zijn verhaal zo snel af dat het bijna niet te volgen is. Christine vraagt of het nog een keer kan, en dan wat rustiger. ‘Ik vind hem zelf niet zo goed, dus ik lees hem extra snel voor. Het stelt niks voor dit.’
‘Dat zeg je iedere keer.’
‘Hij is gewoon niet tevreden.’
Volgens Christine is het juist goed dat je niet altijd tevreden bent. Die van vorige keer, over wraak, die was beter. Dat vindt Mo zelf ook.
Het is vier uur. Na twee uur stilzitten, schrijven, voorlezen en luisteren, zit les nummer tachtig erop. Op de luchtplaats zijn medegedetineerden aan het planken en opdrukken.
Mo tikt achter de computer zijn stukje over en maakt een printje voor in zijn map. Beneden levert Christine haar pieper in en haalt haar telefoon uit de kluis. Over twee weken is ze er weer. Dan neemt ze haar nieuwe boek voor de jongens mee: Een van ons. Ze heeft het aan hen opgedragen: ‘Voor mijn collega-schrijvers in detentie.’

* Jonathan en Gijs heten in werkelijkheid anders.

Op 8 februari was Christine Otten te gast bij Mondo. Dat gesprek is terug te zien via vpro.nl/mondo.

Christine Otten
Een van ons
Uitgeverij De Geus

Nooit meer slapen
NPO RADIO 1, woensdag 0.00-1.00 uur