Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Nico die Willem maecte
Met Willem die Madoc maakte schreef Nico Dros een historische avonturenroman die ook over de gevoelswaarde van taal gaat en over het ontstaan van seculiere literatuur en religieus extremisme. ‘Het spel is dat ik fabuleer om iets te scheppen wat er misschien geweest is.’
Vooraf leek het nogal een opgave, een roman van 600 pagina’s over de geschiedenis van een verloren gegaan middeleeuws manuscript. Maar na drie dagen koortsachtig lezen, ben je ineens op pagina 577 aangeland en bestijgt Willem alias Madoc zijn paard om voorgoed je leven uit te galopperen.
Deze lezer zag hem met lede ogen gaan, want hoe vaak overkomt je dat nog, lezen zoals je als kind deed, opgeslokt door een andere wereld waarin je nog weken zou willen vertoeven? Omdat Willem die Madoc maakte bevolkt wordt door ridders, monniken en edellieden is de vergelijking met De brief voor de koning en Kruistocht in spijkerbroek gauw gemaakt. Ook de herinnering aan Umberto Eco’s In de naam van de roos dringt zich op, en als je alle middeleeuwse registers opentrekt, zou je zelfs Dan Brown en Game of Thrones erbij kunnen slepen.
Maar de Willem die Nico Dros tot leven wekte, heeft zulke broeders helemaal niet nodig, want hij kan uitstekend op eigen benen staan. Willem die Madoc maakte is een historische roman vol spannende avonturen, maar gaat net zo goed over de gevoelswaarde van taal, de ontstaansgeschiedenis van seculiere literatuur en religieus extremisme.
Wie ooit Nederlands studeerde, weet dat de auteur van de middeleeuwse satire Van den vos Reynaerde zichzelf ‘Willem die Madocke maecte’ noemt. Van deze Willem is niets bekend en ook zijn ‘Madocke’, wat dat ook moge zijn, is nooit teruggevonden. Eeuwenlang is erop gestudeerd en het raadsel spreekt nog altijd zo tot de verbeelding dat zelfs Fokke en Sukke, voor de gelegenheid in de rol van monnik, zich erin mengden.
Juist omdat er zo weinig bekend is, leent het gegeven zich bij uitstek voor speculatieve fictie en dat is precies wat Nico Dros deed. Hij maecte van de mysterieuze Willem een klassieke held: avontuurlijk en oprecht, maar ook schrander en sluw.
Persoonlijk gelamenteer
Het verhaal begint in 2015, met een Vlaamse mediëvist die bij toeval een handschrift uit de dertiende eeuw in handen krijgt dat volgens hem de sleutel zou kunnen bevatten tot het Madoc-raadsel. Daarna slingert Dros je krachtig de middeleeuwen in, waar een jongen van een jaar of twaalf Brugge binnenwandelt. Het is 25 maart 1203 en de belevenissen van deze pientere knaap, die nu nog Beda wordt genoemd maar in zijn leven herhaaldelijk van naam zal veranderen, houden je vervolgens dagenlang in hun greep.
Twee weken na het verschijnen van zijn roman, licht hij dat standpunt graag nog eens toe. ‘Ik kijk helemaal niet neer op autobiografische boeken of familieboeken. Dat kan een goede opstap zijn als je begint met schrijven, maar sommige schrijvers blijven erin hangen. Zo’n cultus rondom je eigen leven en je familie, zo interessant is het nou ook weer niet. De uitdaging van de fictie is om je een wereld toe te eigenen die niet de jouwe is. Daar gaat het vooral om in dit boek.’
Natuurlijk heeft hij veel research gedaan naar het leven in de dertiende eeuw, ‘maar mensen moeten niet het idee krijgen dat ik me rot heb gestudeerd op het onderwerp. Je moet heel veel vergeten, vervolgens moet dat een beetje fermenteren. Je moet je thuis voelen in die wereld en dan beginnen je personages te bewegen. Dat duurde wel even hoor, voordat het zover was.’
Intellectuele bagage
Jarenlang werken aan zo’n rijk boek en dan te horen krijgen dat het net zo’n heerlijke leeservaring was als ooit De brief voor de koning of Kruistocht in spijkerbroek, dat is natuurlijk een klinkklare belediging aan het adres van de schrijver.
‘Ik zal je zeggen dat ik beide boeken niet ken. Toen Kruistocht in spijkerbroek verscheen was ik zeventien, dan lees je zulke boeken niet meer. Bovendien woonde ik op Texel, waar het aanbod niet zo groot was. Tussen mijn elfde en veertiende was ik vooral buiten aan het pieren steken, voetballen en fietsen. Ik zat niet stil in een hoekje te lezen, er was trouwens ook geen stil hoekje bij ons op de boerderij. Ik voel me niet beledigd door de vergelijking met een kinderboek, want ik snap dat je in zo’n wereld kunt verdwijnen, maar er zit ook een zekere intellectuele bagage in mijn boek. Het is ook een ideeënroman. Daarnaast wilde ik de verschillende domeinen van de middeleeuwse samenleving laten zien.’
Dat doet Dros door zijn held te laten opgroeien in de kloosterwereld, waar hij leert lezen en schrijven. Als hij het klooster ontvlucht, belandt hij eerst in een armoedige buitenwijk van de stad, om dankzij een ontmoeting met een wit paard de feodale wereld van kastelen, edelen en ridders van binnenuit te leren kennen. Zijn avonturen brengen hem ook in studentenstad Parijs, waar hij in het Quartier Latin boekhandels bezoekt en colleges bijwoont waar levendige academische discussies worden gevoerd. De liefde voor een vrouw voert hem tenslotte naar Gent, de vrijheidslievende stad waar een groeiende groep burgers ijvert voor gebruik van het Diets naast het Frans van de bestuurlijke elite en het Latijn van de geestelijkheid.
Roomse vrouwenhaat
Willem ontwikkelt zich tot beschaafde intellectueel met literaire aspiraties, maar daarvoor vloeit er gelukkig volop bloed, wordt er liederlijk gedronken en bedrijft hij de liefde met een reeks onderling zeer verschillende vrouwen. Of het nu een zoete lel is, een edelvrouw of de begaafde maar godsdienstwaanzinnige Wijchje, in wie we de schrijver Hadewych herkennen, Willem staat zijn mannetje. De vrouwen die zijn pad kruisen zijn geen rondborstige figuranten maar volwaardige personages en dat maakt de erotische scènes, een van de lastigste literaire kunstjes, zeer geslaagd.
‘Ik ben blij dat te horen. Willem heeft een bepaalde sensitiviteit, hij kan zich inleven in wat een ander voelt. Dat wordt trouwens niet altijd op prijs gesteld door vrouwen hoor. Ik vond het heel leuk om in de huid van Hadewych, een mysticus, te kruipen. Hoe wordt zo’n vrouw zo? Haar liederen en visioenen en brieven zijn prachtig maar ook vreemd en soms denk je: hou eens op met die godzoekerij. Haar werk heeft geen maatschappelijke dimensie, maar ze kan het prachtig zeggen. Het is een groot schrijver geweest, jammer dat het onderwerp een beetje beperkt bleef, anders had ze een wijdere uitstraling gehad. Die roomse vrouwenhaat van de moederkerk, daar heb ik me altijd aan gestoord, daar word je zo strontziek van, zo misselijk. Daar zit wel een mooie parallel in met het heden want in de radicale islam tref je ook van die vrouwenhaters en onderdrukkers aan. Het is niet precies hetzelfde maar het lijkt bijzonder sterk op elkaar. Hetzelfde geldt voor de middeleeuwse inquisitiepraktijken. Kijk naar al die landen waar de religieuze politie korte metten maakt met ongelovigen. Daar zitten absoluut parallellen.’
Afgerukte tepel
Zonder te veel van het verhaal te willen weggeven, kunnen we wel onthullen dat Willem op gespannen voet staat met de religieuze wetten van zijn tijd. Hij geniet veel te veel van het aardse bestaan om zijn leven te willen wijden aan het bovenmaanse. Maar hij leeft in een tijd waarin volksheiligen als Gosselina van Plomion worden vereerd, die ‘oorlogsgewonden in het lazaret wist te redden door dagen en nachten achtereen de maden uit hun zwerende wonden te likken’, en waar de met een gloeiende tang afgerukte tepel van de martelares Odulpha, hoedster van gewonden en verminkten, als heilig reliek wordt rondgedragen.
‘Van Plomion komt helemaal uit de duim, en Odulpha, ach, er zijn zo veel vrouwelijke martelaars in de Rooms-Katholieke Kerk, die moet haast wel bestaan hebben. Het is ook een echte nonnennaam, zo’n vrouw wordt op een nare manier de dood ingejaagd en mag dan toetreden tot de heiligenfamilie. Er waren heel veel plaatselijke heiligen zonder officiële papieren van Rome die door de plaatselijke bevolking werden aanbeden en in processies werden rondgedragen. Ik heb de Bijbel gelezen, maar nooit in mijn leven heb ik een moment gehad waarop ik de aanwezigheid van God voelde, of de behoefte gehad hem om hulp te vragen. Het komt gewoon niet binnen. Dat heeft mijn held ook. Alleen leeft die 800 jaar eerder en toen was het problematischer. In zijn tijd had je de heidense Latijnse erfenis aan de ene kant en het christelijk geloof aan de andere. Sommigen konden dat heel goed combineren, maar Willem is vooral van de Latijnse kant. Van de rest neemt hij wel kennis, maar het doet hem niet zoveel. Alleen dorst je je toentertijd als ongelovige niet uit te spreken. Je kon niet zeggen: hou er toch mee op, het is allemaal scherts. Je ziet ze in Iran ook niet op een kistje staan. Ze maken je af.’
Zwalpen
Naast spannende avonturen en inzichten over de middeleeuwse samenleving biedt deze roman ook nog een ander genoegen: het boek wemelt van prachtige woorden als kniertig en garstig, balsturig en arglistig. Wanneer trof je voor het laatst werkwoorden als zwalpen en kneteren aan in een roman?
‘Ik ben geen purist, maar ik hou wel heel erg van het Nederlands, en vooral van het oude Nederlands. Iemand vroeg eens waarom ik het werkwoord “trachten” gebruikte. Dat was toch ouderwets? Maar ik vind dat geweldig Nederlands. Waarom moet je altijd “proberen” zeggen? Ik geef les op de schrijversvakschool. Daar zeggen mensen heel vaak: daar kan ik niet mee dealen. Waarom gebruik je dat lelijke woord? Zeg het gewoon in het Nederlands, je zit op een schrijfopleiding! Er mag best eens een Engels of een Frans of Duits woord in, maar dan moet het wel functioneel zijn. Ik lees mijn hele leven al oudere teksten en ik heb een speciaal zintuig ontwikkeld voor in onbruik geraakte woorden. Soms is een woord zo mooi, dan moet je uitkijken dat je het er niet ingooit puur omdat het zo mooi is. Het moet geen overdaad worden.’
Hoewel Dros zich terdege heeft verdiept in het Brabant en Vlaanderen van de dertiende eeuw veroorlooft hij zich ook, zoals hij het zelf noemt, een vrijmoedige omgang met het verleden.
‘Wetenschappers zullen zeggen: ja Nico, je goochelt wel een beetje met de feiten. Maar dat is juist zo fijn aan een historische roman. Ik vind het heerlijk om de vrije hand te hebben, terwijl het toch geloofwaardig moet blijven. Ik ga niet over de schreef, maar ik zoek wel de grens op. Als er mediëvisten opstaan en met het vingertje wijzen, heb je kans dat ik ze nog wel onder uit de zak kan geven. Binnen het vak mag je zulke slordigheden aan de kaak stellen als het evident onmogelijk is, maar het spel is natuurlijk dat ik fabuleer, de verbeeldingskracht gebruik om iets te scheppen wat er misschien is geweest. Als het maar waarachtig is. Het moet onderhoudend zijn en de lezer moet er poëtisch geloof aan kunnen hechten. Meer kun je niet als schrijver.’
Nico Dros
Willem die Madoc maakte
Gebonden editie
Uitgeverij Van Oorschot
Cadeautje!
Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →