In zijn afgelegen woonboerderij pakt A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Müller, 1937) een exemplaar van de enorme stapel te signeren Tat tvam asi’s en begint te bladeren.
Schrijven om het schrijven
Eind 2020 stond de laatste ‘Mosterd’ van A.L. Snijders in de VPRO Gids. Een deel van deze columns is opgenomen in zijn nieuwe bundel, Tat tvam asi (dat ben jij). Goede aanleiding voor een bezoek aan de schrijver en zijn nieuwe liefde, actrice Ineke Swanevelt. ‘Als je televisiekeek zag je Ineke.’
A.L. Snijders: ‘Het zijn altijd stukjes waar de werkelijkheid in zit én waarin ik tegelijkertijd fabuleer. Ik verzin nooit iets voor honderd procent en beschrijf ook nooit honderd procent de realiteit. Altijd een mengvorm, en die ontstaat pas tijdens het schrijven. Nu kom ik vanwege deze nieuwe bundel op de televisie en ze willen misschien dat ik een verhaaltje voordraag. Daarom wil ik deze graag even aan jou voorlezen en dan wil ik weten wat je ervan vindt. Is dat goed? Hier heb ik hem, pagina 481. “Een vreemde man”.’
(A.L. Snijders leest ‘Een vreemde man’ voor.)
Luister hier naar het zeer korte verhaal 'Een vreemde man'.
AS: ‘Ik vind het ook een heel goed stukje.’
AS: ‘Inderdaad. Ik ben hier in 1971 gaan wonen. Toen was ik 33 en vaak dacht ik: wanneer ben ik nu een Achterhoeker? Nou, als ik 66 zou worden en als het uit zou komen ging ik dat ook vertellen op mijn 66ste verjaardag. Maar op de ochtend van mijn verjaardag was er niemand. Kon ik het potverdomme nog niet vertellen. Een uur later kwam er een boer langs op een trekker. Ik kende hem alleen vanuit de verte en had hem nog nooit gesproken. Dat laatste is belangrijk om te weten. Ik dacht: daar heb je een Achterhoeker, ik ga het vertellen. Ik loop naar buiten en roep: heej. Hij zet zijn motor af, stapt uit, gaat het trapje af en vraagt wat er is. Ik zeg: hallo ik ben vandaag 66 geworden en vanaf nu ga ik langer leven hier dan ik in Amsterdam heb gedaan. Dus ik ben een Achterhoeker. Toen keek die man mij aan en sprak de gouden woorden: “Müller, jij wordt nooit een Achterhoeker.” Hij bleef even stil en zei: “Met die grote Amsterdamse bek van je.” Hij had me dus nog nooit horen praten. Ik dacht: zo zit dat. Goed verhaal, hè?’
AS: ‘Niet goed verteld. Te uitgebreid.’
Ineke Swanevelt (1943): ‘Kleurrijk.’
AS: ‘Met die grote Amsterdamse bek. Dat komt er ook nog bij. Je bent geen Nederlander, maar een Amsterdammer.’
Over ‘Mosterd’. U werd in 2009 aangekondigd als een man met een televisieverslaving die korte recensies zou gaan schrijven.
AS: ‘Dat is heel lang waar geweest, maar ik heb absoluut niet waargemaakt wat dat suggereerde. Als er in de Volkskrant over televisie wordt geschreven, gebeurt dat door mensen die er heel veel van afweten. Was bij mij allemaal niet aan de hand. Ik dacht: als het helemaal mislukt, zullen ze mij er wel uit gooien, maar dat hebben ze niet gedaan. Waarom zou dat niet gebeurd zijn?’
AS: ‘Nee, nee, nee.’
AS: ‘Ja, die had mijn vader al in de tijd van dominee Spelberg. Mijn hele leven heb ik die gids gehad. Zelfs toen we nog geen echte radio hadden, maar zo’n bakelieten ding. Was denk ik voor ouderen. Kwam binnen met een lijn en je kon er vier zenders op ontvangen. Hoe heette dat toch?
IS: ‘Distributieradio.’
AS: “Ja, distributie. Zo lang hadden we de gids al.’
AS: ‘Nee, ik wachtte tot de deadline. Ik moest in moeilijkheden zijn, mezelf onder druk zetten. En dat is nog steeds zo. Het is nu iets geminiseerd, maar ik schrijf nog steeds in heel veel dingen en ze houden mij maar. Ik ben ook zomaar in De Standaard terechtgekomen en nooit ontslagen. En ik schrijf in de Berkelbode. In de ogen van mensen die echt verstand hebben van schrijven is een column in zo’n huis-aan-huisblad natuurlijk niks. Iemand vertelde mij dat Anton Tsjechov heel vaak gevraagd werd om stukjes te schrijven en hij zei altijd ja. Toen hij dood was kwamen er, tot op de dag van vandaag, uit allerlei archieven in dat enorme land schrijfsels van Tjsechov tevoorschijn. Werd er na jaren weer iets gevonden in een dorpje met 34 inwoners, ergens bij Wladiwostok. Toen een vriend hem voor gek verklaarde dat hij overal ja op zei, antwoordde Tjsechov, en daar gaat het allemaal om: “Voor een merel maakt het niet uit of hij in een boom zingt of in een struik.” Dat is zo’n bijzondere uitspraak. Dan gaat het dus echt om schrijven alleen en ook dat het helemaal niet samenhangt met omstandigheden. En dan, ja kijk, deze dame is ook een actrice die op heel jonge leeftijd de toneelschool heeft afgemaakt en ze weet alles van Tsjechov, Nabokov, iedereen.’
IS: ‘Bij de Nederlandse Comedie, lang geleden.’
En ook bij televisie, las ik. NOS Kiosk.
IS: ‘Dat was het eerste liveprogramma. Met onder anderen Herman Wigbold, Karel Prior, Joop Geesink van Loekie de Leeuw en Antoine Bodar. We waren ongeveer 27 en presenteerden het als jong koppel. Antoine was een gewiekste man die gestudeerd had.’
AS: ‘Droeg hij toen ook al zo’n pak?’
IS: ‘Nee, hij was een normale homo.’
AS: ‘Jij kon goed met hem overweg.’
IS: ‘Het was een correcte man en met correctheid kom je al een eind. Dan lukt dat wel.’
AS: ‘Er was toen maar één zender. Als je televisiekeek zag je Ineke.’
IS: ‘Meteen, live. Als actrice kon ik ook wel “dag dames en heren” zeggen en een beetje slijmen. Er kwamen veel bekende gasten. Karel van het Reve is een keer geweest en ik heb ook het eerste biggetje gepresenteerd. Stond ik daar met een kleine big die ijlings naar de studio was gebracht. Ik wist niets van beesten.’
AS: ‘Dat was voor het eerst dat iedereen in Nederland tegelijkertijd een biggetje kon zien. Daarvoor kenden alleen boeren dat, toen ook iedereen in de stad. Zij is echt… Ze was heel jong toen ze op de belangrijkste toneelschool begon. Je was pas zestien.’
IS: ‘Ja, ik was zestien. Maar goed, het gaat niet over mij.’
AS: ‘Wat er aan de hand is, ja. En jij bent nu aan de hand.’
IS: ‘Eigenlijk moest je ook de hbs hebben afgerond. Ik had maar drie jaar hbs. Nou ja, vijf, maar ik was twee keer blijven zitten. Een onmogelijke leerling.’
AL: ‘Maar ik wil ook graag, voor mij is dat echt het toppunt, dat je vertelt hoe dat ging na je toelatingsexamen. Er was een gouden regel.’
IS: ‘Dat je pas na veertien dagen hoorde of je geslaagd was. Zo ging het altijd en bij iedereen. De meeste kandidaten werden afgewezen. Toen ik thuiskwam zei mijn moeder: Ank van der Moer heeft opgebeld en ze zei dat je geslaagd bent. Ze waren zo overrompeld, maar ik mocht het pas na twee weken doorvertellen.’
AS: ‘Dat was nog nooit gebeurd en is later ook nooit meer gebeurd. Fantastisch toch? Is mij nooit overkomen.’
IS: ‘Jij hebt weer andere dingen die je heel goed kan.’
AS: ‘Ik vind dit zo’n geweldig verhaal.’
En nu als mevrouw Visser in Het geheime dagboek van Hendrik Groen.
IS: ‘Ja, maar ik heb het niet gezien. Het eerste seizoen wel, het tweede niet. Toen kwam ik hier en had ik helemaal geen zin meer om te kijken, maar ik heb het wel opgenomen. Als er een keer een regenachtige zaterdag is gaan we van ’s ochtends negen tot ’avonds negen…’
IS: (Tegen Peter) ‘Hallo!’
AL: ‘Ja ja, ik kijk eventjes naar die vogels buiten.’
IS: ‘Dan gaan we twaalf afleveringen van Hendrik Groen kijken.’
AS: ‘Ja, want dat komt er ook nog bij. Er is ontzettend veel in onze levens gebeurd. Onder meer dat ik een absolute televisiejunk was, maar nu ik met Ineke ben kijk ik nooit meer. Alleen nog het Journaal van acht uur. Verder kan zij, ik kon dat nooit, dingen vastleggen en hele series die er nog niet zijn van tevoren of achteraf bekijken. Het nieuws van acht uur kunnen we ook kijken als we pas om half negen uitgegeten zijn.’
Ook het Journaal van de volgende dag al?
AS: ‘Ja alles.’
IS: ‘Ik neem heel veel op.’
AS: ‘We kijken dus heel veel naar programma’s die we willen zien.’
IS: ‘Alleen maar. Nooit dat we toevallig blijven hangen. We kijken alleen nog gericht. Dat heb ik ingevoerd.’
AS: ‘Ja.’
AS: ‘Precies. Een enorme rotzooi was het hier. Nu is het heel georganiseerd. Gisteren hebben we naar een documentaire over Yab Yum gekeken. Heb je die ook gezien?’
AS: ‘Is nog steeds zo. Heb jij dat niet?
AS: ‘Ik vind het ook afschuwelijk eigenlijk. Het zit zo in mij en hoort kennelijk bij mijn natuur.’
IS: ‘In het begin was het soms zo dat je op zaterdagavond elf uur de laatste zin opschreef voor de radiocolumn op zondag. Toen heb ik vriendelijk gevraagd of het ’s middags klaar mocht zijn. Nu heeft hij het soms al op vrijdag af.’
AS: ‘Ja, dat hoort bij dit verhaal. Ben ik 24 uur eerder klaar en heeft het leven een totaal andere sfeer. Heel merkwaardig.’
IS: ‘Een gezelligheidsvacuüm op zaterdag.’
IS: ‘Merel.’
AL: ‘Ja verdomd.’
IS: ‘Mag ik het zeggen? Je schrijft ook voor S&D, het blad van de Wiardi Beckman Stichting. Daar komen die vandaan.’
AS: ‘Oh ja. Op de achterkant. Een tijd terug hoorde ik dat Jeroen Dijsselbloem, toen minister van Financiën, alleen geabonneerd was op S&D vanwege Snijders. Terwijl dat blad helemaal vol staat met essays over belangrijke theorieën en zo.’
IS: ‘Haha.’
AL: ‘Toen ik later ergens voorlas kwam er een man naar me toe die zei: u moet de groeten van mijn schoonzoon hebben. Dat was dus van de minister. Die had ook willen komen om mij een keer in het echt te horen, maar er was iets tussengekomen.’
AS: ‘Zoiets.’
IS: ‘Mag ik hierbij aansluiten met een verhaaltje?’
AS: ‘Absoluut.’
IS: ‘Laatst zocht een chique man contact met Peter en vroeg hem om te komen voorlezen als mysteryguest. Bij een jaarclub, allemaal oudere corpsballen, en hij was de verrassing. Zaten we daar op een warme dag met acht nette, gestudeerde heren in een kring. Heel leuk. Ivo Opstelten was er ook bij. Ik meen in korte broek en op gympies.’
AS: ‘Haha. Ze speelden wel allemaal muziek. Ik heb heel wat van die mensen ontmoet.’
IS: ‘Hoge intellectuelen die in hem een soort olala-figuur zien. Iemand die lichtvoetig ernstige dingen bespreekt.’
AS: ‘Nou nee, ik ben de stadsschrijver van Lochem en daarom draag ik op de nieuwjaarsreceptie ook altijd voor. Ze zeggen, maar dat is om mij een veer in m’n reet te stoppen, dat er veel meer mensen komen sinds ik dat doe.’
IS: ‘De laatste keer was ik mee. Zei Peter: “Met deze dame ben ik acht dagen geleden getrouwd.” Iedereen joelen. En het was nog waar ook. Was echt bomvol daar. Iedereen stond tegen elkaar aan.’
AS: ‘En dan maak ik ze aan het lachen.’
A. L. Snijders
Tat tvam asi
Afdh Uitgevers