Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
De spons uitknijpen
NOS Sport-commentator Jeroen Grueter heeft al 25 jaar lang een basisplaats op alle grote toernooien. Dit EK voetbal doet hij op televisie onder meer de openingswedstrijd Turkije-Italië en Nederland-Oostenrijk en voor de radio zal hij met een collega Noord-Macedonië-Nederland en de achtste finale verslaan. Hoe gaat hij te werk en wat zijn de verschillen tussen radio en televisie? ‘Radio is toch leuker.’
Jeroen Grueter (1969): ‘De vraag is: wat is belangrijk om te vertellen? Je kunt wel alles weten, maar je hoeft niet alles te vertellen. Sterker nog, als je dat doet worden mensen helemaal gek. Voor alle duidelijkheid, commentaar geven op de radio is een totaal andere tak van sport dan commentaar geven op televisie. Bij televisie heb je de beelden en kunnen mensen alles gewoon zien, dan moet je op een andere manier iets toevoegen. Je probeert de wedstrijd van sfeer te voorzien, geeft informatie en vertelt af en toe een leuke anekdote. Radioluisteraars hebben alleen hun oren en hun verbeelding, dus gaat het erom dat je het helemaal voor ze inkleurt. En dat ook in een vrij hoog tempo.
Je kunt daar geen witjes laten vallen. Niet alleen de naam noemen van de speler die aan de bal is. Nee, het gaat er juist om wáár ze aan de bal komen en van wie ze hem krijgen aangespeeld. Het is een veel oppervlakkigere manier van commentaar geven dan op televisie. Daar moet je de diepte in, contouren schetsen en de context gebruiken. Bij radio gaat het veel meer om wat er gebeurt en hoe dat eruitziet. Je bent de ogen van de luisteraars.’
Voorbereiden
‘Drie uur voor de wedstrijd zijn we in het stadion. Beetje in de sfeer van de wedstrijd komen, rondkijken en wat collega’s spreken. Verder apparatuur checken en zorgen dat je lekker zit. Er klaar voor zijn. In de Johan Cruijff ArenA heb je een goede commentaarpositie en kun je prima werken en dat geldt tegenwoordig eigenlijk voor alle grote stadions.
Verder veel gemberthee drinken met honing en tijm. Commentaar geven is een aanslag op je stem en als ik voel dat er een rafeltje op mijn stem zit, doe ik meteen een shawl om. Nee, een verrekijker komt er niet aan te pas. Wel gebruik je een monitor om een herhaling te zien bij buitenspel of een strafschop. Mijn ogen zijn behoorlijk goed en voetbal gaat meer om het grote plaatje dan om het detail. Weliswaar wordt voetbal steeds sneller, bij ijshockey, dat ik ook doe, ligt de snelheid wel vier keer zo hoog. Altijd als ik terugkom van de Winterspelen en mijn eerste voetbalwedstrijd doe, kan ik vanuit een leunstoel commentaar geven. Voetbal lijkt opeens zo langzaam.
Je gaat altijd uit van de journalistieke principes. Wat gebeurt er en waar? Opstelling, stand in de poule, wat is er gebeurd in de voorbereiding en wie zijn er geblesseerd? Dat kan allemaal impact hebben op het spel en naarmate de wedstrijd zich ontwikkelt leg je dat ernaast. Het grappige is, je kunt heel veel van tevoren bedenken, maar tijdens zo’n landenwedstrijd ga je ook veel associëren met dingen die eerder zijn gebeurd in interlands. Dat kan wel dertig jaar teruggaan. Wanneer kwam Nederland ook met 2-0 achter om met 3-2 te winnen? Was dat tegen Ierland of de DDR? Die dingen zoek je soms even op. 98 procent van de tijd kijk je naar het veld, de rest is voor je aantekeningen of een ander hulpmiddel.’
Wisselen
‘Radioverslag doe je met z’n tweeën. Als Arno [Vermeulen, red.] aan het woord is, maakt die een flits van een minuut. Dan kan ik rustig luisteren naar wat hij zegt en even nadenken over wat er er nu eigenlijk gebeurt op het veld. Daar is weinig tijd voor als je alleen maar aan het praten bent. Dan is het vooral registreren en dat vertalen. Heeft Arno een punt gezet, dan kom ik er weer in. Tijdens de overname van je collega trek je wat conclusies over hoe het spel verloopt. Daarna snel weer door, want de bal rolt en er kan misschien wel een kans komen. Die wisseling met Arno gaat vanzelf. Je voelt aan wanneer iemand klaar is met zijn verhaal. Dan is het zaak om niet te veel ruimte te laten vallen. Goed opletten en dan een heel natuurlijke overgang creëren.
Jeroen Elshoff kan dat het beste. Die voelt dat heel goed aan en breekt eigenlijk in in jouw laatste woord, waardoor het een organisch geheel wordt. Arno is onvoorspelbaarder en ik misschien ook wel. Soms is iemand bezig met zijn verhaal en gebeurt er iets in het veld wat hij niet meteen ziet. Dan kun je inbreken. Zo van: wacht even, er komt nu een gevaarlijke aanval. Ik zag een keer iemand voor mijn neus struikelen met koffie. Dan ben je afgeleid en moet je lachen. Daar maak je de luisteraar dan deelgenoot van. Als ik te breedsprakig ben gebaart Elshoff met duim en wijsvinger dat ik moet afronden. Zeg ik soms: “Ik krijg nu van collega Elshoff te horen dat ik mijn verhaal moet inkorten. De rest houdt u te goed of zoekt u maar op Wikipedia op.” Dat maakt het levendig.’
Kladblok
‘De nadruk ligt heel erg op het volgen van het spel. Sfeer brengen en in je verslag een beetje meeleven want mensen thuis willen ook dat Nederland een goede wedstrijd speelt en wint. Die betrokkenheid toon je natuurlijk ook. Als televisiecommentator ben je meer de partij die erboven zweeft. Op de radio ben je een onderdeel van het hele gebeuren. Voor de interlands van het Nederlands elftal gebruik ik een groot dik kladblok. Dat is vijf jaar oud en ik heb thuis een flinke stapel oude blokken vol handgeschreven aantekeningen over alle wedstrijden uit de voorbereidingen. Verder opstellingen, citaten uit de persconferentie, losse gedachten en berichten uit de media. Het is fijn om het te registreren en met de hand uit te schrijven. Dan gaat het van je ogen en hersenen weer terug op papier en zit het veel beter in jezelf verankerd.
Cadeautje!
Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Zo’n kladblok is vergelijkbaar met een spons die zich volzuigt en daarna tijdens het verslag wordt uitgeknepen. Ik heb er geen last van gehad dat er door corona geen toeschouwers in het stadion zaten. Je bent zo gefocust op het spel. Bovendien kun je gewoon stadiongeluid op je oor zetten met geroezemoes, gejuich en gezang. Omdat je alleen maar naar het veld kijkt, registreren je hersens het als een gewone situatie. Zonder stadiongeluid krijg je toch het idee dat je naar een wedstrijd kijkt die er weinig toe doet. Natuurlijk vond ik het ook fijn toen er weer publiek welkom was.’
Corrigeren
‘Bij de radio zal niemand controleren of het nu de linksback of de middenvelder van Oekraïne was die de bal had. De meeste verslaggevers doen eerst radio, dan televisie. Bij mij was het andersom en daardoor ging ik mezelf altijd corrigeren. Oh nee, sorry, het is Stepanenko in plaats van Zintsjenko. De radioluisteraar denkt dan bij zichzelf, ja dat zal allemaal wel. Het houdt alleen maar op. Het moet juist een flow zijn waarin men hoort wat er gebeurt en of het Pietje of Keesje is maakt niet uit. Zelfs niet bij het Nederlands elftal, tenzij het echt belangrijk is, bijvoorbeeld bij een gele kaart. Maar als ik Wijnaldum een steekpassje laat geven terwijl het Depay was, so be it. Daar moet je gewoon weer omheen praten. Het is belangrijker om de flow in stand te houden dan je fouten te corrigeren.
Op televisie is dat anders, want daar ziet iedereen dat het Depay was. Als radioverslaggever doe je het niet snel fout, maar dat is op televisie echt anders. Daar word je constant beoordeeld en veroordeeld, en dat vraagt wel om een olifantshuid. Wij commentatoren zijn op de radio veel vrijer en dat is toch leuker. Ik vraag me weleens af hoe het zou zijn om voetbal op televisie ook met twee commentatoren te gaan doen. Misschien iets voor de toekomst. Of het leuk is om naast mij op de bank voetbal te kijken? Denk het wel, al ligt het er ook aan wie er spelen. Maar je moet je er niet te veel doorheen gaan lullen, want daar heb ik een bloedhekel aan.’
NPO1, vrijdag 18 juni 20.50-23.00 uur