VPRO Gids 36

4 september t/m 10 september
Pagina 34 - ‘Gokschuld en liefde’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Gokschuld en liefde

Dirk-Jan Arensman

Met Dostojevski en de liefde leverde de Britse romancier Alex Christofi een even onorthodoxe als geslaagde biografische schets af van Fjodor Dostojevski.

Dat het 11 november a.s. 200 jaar geleden is dat Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (1821-1881) werd geboren, daar werd en wordt wereldwijd op talloze manieren bij stilgestaan. Van opvoeringen van toneelbewerkingen van Misdaad en straf (1866), De idioot (1869) en De broers Karamazov (1880) in Moskou, Hamburg en Praag tot festivals en seminars georganiseerd door The North American Dostoevsky Society, het Japanse Dostojevski-genootschap of het Casa de Rusia te Barcelona (Año Dostoievski en España). En van exposities als Holbein und Dostojewski in Kunstmuseum Basel tot de uitgave van een herdenkingspostzegel van 2,56 euro door de posterijen van het Vorstendom Monaco. Een bont programma, al met al. (Zie voor een overzicht 200yearsdostoevskyanniversary.info.)

Maar een van de meest curieuze jubileumactiviteiten was toch wel de theatrale rondleiding die de acteurs van StadtRaumTheaters afgelopen voorjaar verzorgden in het Duitse Wiesbaden. Het in het Kurhaus gevestigde casino  van deze stad werd in augustus 1863 voor eerst bezocht door de schrijver tijdens een Europese rondreis.

‘Hier,’ aldus het persbericht, ‘werd een obsessie met het roulettespel geboren die er op keer op keer toe zou leiden dat hij berooid raakte en moest bedelen om geld. Twee jaar later schreef Dostojevski aan Toergenjev: “Ik ben nu vijf dagen in Wiesbaden en heb alles al verloren, de hele rataplan, zelfs mijn horloge. En mijn hotelrekening staat nog open.”’

Academische doodzonde

Het ontstaan van een jarenlange gokverslaving als thema van een toeristische attractie? Het lijkt nogal cynisch. Een beetje alsof je de dood van Allen Carr herdenkt met een betaalde bezichtiging van een sigarettenfabriek. Waarbij de toevoeging dat Dostojevski al die uren aan de speeltafels hem wél het materiaal voor ‘een van zijn meest genadeloos komische korte romans’ verschaften nauwelijks helpt.

Maar, het moet gezegd, de ontstaansgeschiedenis van die roman, De speler (1867), vormt een enerverend hoofdstuk in zijn toch al met dramatische momenten volgestouwde levensverhaal. Dit blijkt ook uit Dostojevski en de liefde, de even onorthodoxe als geslaagde biografische schets waarin de Britse romancier Alex Christofi, erkent hij in zijn voorwoord, ‘vrolijk’ een academische doodzonde begaat.

Uitgangspunt voor zijn boek was de wetenschap dat Dostojevski op kerstavond 1877 zich in een ‘memorandum voor de rest van mijn leven’ voornam zijn memoires te schrijven, maar stierf voordat hij er zelfs maar aan kon beginnen. Christofi koppelde daaraan het inzicht dat Dostojevski’s krachtigste werk ‘ongetwijfeld aan zijn eigen ervaringen ontleend’ was. Om vervolgens te besluiten diens ongeschreven autobiografie eigenhandig te ‘reconstrueren’.

Christofi lardeerde het relaas met passages waarin zijn onderwerp zich tot de lezer lijkt te richten. Literatuurwetenschappers zullen ervan gruwen, maar het werkt uitstekend

Hoe? In een kleine 300 pagina’s volgt hij de feiten zoals we die bijvoorbeeld kennen uit de monumentale biografie die de Amerikaan Joseph Frank (1918-2018) tussen 1973 en 2003 in vijf delen publiceerde. (Een compilatie eruit, Dostoevsky: A Writer in His Time (2009), telde al bijna duizend pagina’s.) Waarbij de pieken en dalen die voorbijkomen binnen dit veel beknopter bestek overigens nóg extremer lijken.

De pieken van een schrijver die, nadat hij het manuscript van debuutroman Arme mensen (1845) bij het tijdschrift Peterburgkij sbornik (Petersburgse bundel) had ingeleverd, om vier uur ’s nachts bezoek kreeg van redacteuren die het jonge genie een grootste toekomst kwamen voorspellen, en die in zijn laatste jaren door tsaar en lezers werd vereerd als een nationale held. Maar toch vooral de dalen van iemand bij wie de Bijbelse plagen zich altijd maar aaneen bleven rijgen. Van een veroordeling wegens hoogverraad en vier jaar in een Siberisch strafkamp tot een diep onbevredigend liefdesleven en van uitputtender epileptische aanvallen, blaasontstekingen en aambeien tot twee jonggestorven kinderen. Met diepe armoede en ongeduldige schuldeisers als terugkerend refrein.

Fictie en non-fictie

Een (over)bekend refrein ook. Zeker.

Maar Christofi lardeerde zijn relaas met cursief afgedrukte passages waarin zijn onderwerp zich rechtstreeks tot de lezer lijkt te richten. Passages samengesteld uit citaten uit Dostojevski’s brieven, dagboeken en artikelen, maar ook uit ‘persoonlijke’ fragmenten uit romans en novellen. Tekstcollages dus, waarin fictie en non-fictie onbekommerd (maar niet ongefundeerd) tot een vloeiend geheel zijn geknipt en geplakt.

Literatuurwetenschappers en traditionele biografen zullen ervan gruwen, maar het werkt evengoed uitstekend.

Als Dostojevski in 1849 wordt opgepakt en veroordeeld, omdat hij aanwezig was tijdens bijeenkomsten waarop utopisch socialist Michail Petrasjevski opriep tot een gewelddadige opstand tegen de tsaar, put Christofi voor de scène waarin hij voor het vuurpeloton wordt geleid bijvoorbeeld uit een brief aan zijn broer Michail (‘Vandaag, 22 december, na acht maanden eenzame opsluiting, werd ik samen met vijf anderen naar het executieterrein van het Semjonovski-regiment gebracht.’), maar ook uit De broers Karamazov en De idioot. (‘Het ergste van de straf is niet de pijn, maar het zekere besef dat je over een uur, en dan over tien minuten, en dan over een halve minuut, je lichaam en je ziel moet verlaten en je niet langer een mens zult zijn.’) Om, wanneer zijn doodstraf op het zenuwslopende nippertje is omgezet in vier jaar dwangarbeid, de beschrijving van Dostojevski’s Siberische jaren te verlevendigen met flarden uit Aantekeningen uit het dodenhuis (1862).

Niet lang na het verschijnen van dat laatste boek begon dus in Wiesbaden zijn ongelukkige loopbaan als (gelegenheids)gokker, die inderdaad schitterend proza opleverde in De speler, een in het fictieve Roulettenburg spelende klucht rond liefde, kansspelen én het menselijke vermogen zichzelf op beide vlakken eindeloos voor de gek te houden.

Schurkenclausule

Maar, zoals gezegd, het verhaal van hoe De speler tot stand kwam, leest eigenlijk óók als de spannendste fictie.

Het begon, uiteraard, met acute geldnood.

Daardoor gedwongen gaat de schrijver in juni 1865 namelijk ‘de slechtste uitgeefdeal aller tijden aan’ met ene Fjodor Timofejevitsj Stellovski. In ruil voor 3000 roebel krijgt deze de rechten voor een uitgave van al Dostojevski’s bestaande werken, en bovendien moet deze vóór 1 november van het volgende jaar een nieuwe ‘volwassen roman’ aanleveren.

Anna stond Dostojevski terzijde bij het ontlopen van schuldeisers, het weerstaan van de aantrekkingskracht van roulette en het voltooien van meesterwerken

Lukt dat niet? Dan krijgt Stellovski nog eens negen (!) jaar lang het publicatierecht van al zijn werk. Een schurkenclausule die een reëel gevaar wordt wanneer er op 1 oktober om een wirwar aan redenen nog geen letter van die roman op papier staat.

Een voorstel van de bevriende dichter Alexander Miljoekov om hem met wat opgetrommelde collega’s als collectief te produceren, wijst Dostojevski af. Maar diens idee om het aan een student van de plaatselijke stenografieschool te dicteren, volgt hij wél op.

Resultaat: met hulp van de dan 22-jarige Anna Grigorjevna Snitkina slaagt hij er niet alleen in De speler twee uur voor de deadline in te leveren, tijdens het koortsachtige werken eraan worden de twee bovendien verliefd. Wat precies een week later uitmondt in een huwelijksaanzoek van de dan 45-jarige dat, aldus Christofi, ‘zo bedeesd [is] dat je hem het liefst even zou knuffelen’.

Pleitbezorger

Hij doet namelijk alsof hij zijn stenograaf de plot voor een volgende roman voorlegt. Het verhaal van een veelgeplaagde oudere kunstenaar die een meisje van ongeveer haar leeftijd ontmoet (‘Laten we haar Anna noemen.’), en ervan overtuigd raakt dat hij met haar eindelijk gelukkig kan worden.

‘“Verplaats je even in haar,” zei hij met trillende stem. “Stel je voor dat ik die kunstenaar ben, dat ik je mijn liefde heb verklaard en heb gezegd dat ik met je wil trouwen. Vertel eens, wat zou je dan zeggen?”’

Anna Snitkina werd de tweede en laatste mevrouw Dostojevski. Een formidabele dame, die hem voortaan bijstond bij het ontlopen van schuldeisers en ploerterige uitgevers, het weerstaan van de hypnotiserende aantrekkingskracht van het rouletteballetje en het voltooien van meesterwerken als De idioot, Boze geesten (1872) en De broers Karamazov, waar ze na zijn dood een onvermoeibare pleitbezorger van bleef.

In Dostojevski en de liefde zien we haar vooral door de ogen van (en dienstbaar aan) haar echtgenoot. Reden genoeg om uit te kijken naar het begin oktober te verschijnen De muze van de gokverslaafde (Unieboek/Het Spectrum) van Andrew Kaufman, waarin zíj, de eerste vrouwelijke uitgever in de Russische geschiedenis, zelf centraal zal staan.

Het maakt de laatste woorden van haar Fjodor, door Christofi geciteerd uit haar memoires, er niet minder ontroerend om: ‘Onthoud, Anna, dat ik altijd hartstochtelijk veel van je heb gehouden en je nooit ontrouw ben geweest, zelfs niet in gedachten.’

Na al die jaren had hij, mede met dank aan zijn speelschulden, in de liefde eindelijk wel goed gegokt.

Alex Christofi
Dostojevski en de liefde. Een intiem portret van de beroemde Russische schrijver 

Vertaling Catalien van Paassen


Uitgever Meulenhoff

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →