Tussendoor haal je een doekje over de tafels,’ zei de supervisor. ‘Dat klinkt haalbaar,’ zei ik. ‘Dat kan ik.’
Vlak voordat mijn eerste dienst was afgelopen ging iemand achter de piano zitten en speelde een lied. Iedereen kende het lied en iedereen zong mee. De kaartverkopers, iedereen voor de bar, achter de bar, iedereen met een bezem of een sopje. Het leek net een film. Ik kende het lied niet en wilde ook zingen. Ik was hier totaal niet op voorbereid.