Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Geef je over aan Lobo Antunes
António Lobo Antunes, ‘het geweten van Portugal’, is berucht om zijn gepeperde meningen en grillige gedrag. Een gepland interview zegde hij af, maar dat is geen reden zijn nieuwe roman links te laten liggen.
‘“Het boek over weet ik veel wat” vind ik echt dodelijk vervelend (…) Ik vraag me af of iemand die nooit heeft geneukt wel een goede schrijver kan zijn.’ Aan het woord is de Portugese schrijver António Lobo Antunes, het object van zijn gram: Fernando Pessoa wiens Livro do desassossego – Boek der rusteloosheid – door velen als een van de meesterwerken uit de twintgste-eeuwse literatuur wordt beschouwd. De negentiende-eeuwse schrijver Eça de Queiroz, een andere heilige koe van de Portugese literatuur, kon er volgens Lobo Antunes geen bal van: alle personages waren eender. De romans van Nobelprijswinnaar (in 1998) José Saramago? Het was ‘stront’.
De in 1942 in Lissabon geboren Lobo Antunes zat nooit om een gepeperde uitspraak verlegen sinds hij eind jaren zeventig de Portugese literatuur binnenstormde. Interviews waren nooit saai. Journalisten keerden met mooie kopij terug op de redactie, zelfs als de dwarse schrijver de pest in had, en dat was niet zelden. Zo bestond hij het om in 2018 tijdens een ‘interview’ met een Portugese krant een monoloog te houden – hij weigerde zich te laten onderbreken – en cynisch af te sluiten met de opmerking: ‘U heeft geen enkele vraag gesteld, wat vervelend nou.’
Het met de VPRO Gids geplande interview gaat hoe dan ook niet door. ‘We hebben hier te maken met een zeer wispelturige auteur,’ meldt de uitgever. En helemaal onverwacht was die afzegging ook weer niet. Lobo Antunes houdt de buitenwereld steeds meer op afstand en komt zijn huis nog slechts uit om sigaretten te halen, zo wil althans het (door hemzelf in de wereld gebrachte) verhaal.
Chroniqueur
Dat collega Saramago niet op sympathie kon rekenen, mag niet verbazen. Het was natuurlijk Lobo Antunes zelf die de Nobelprijs had verdiend, en nog steeds verdient. Niet alleen volgens hemzelf trouwens: hij prijkt al decennia elk jaar op de lijstjes met kanshebbers.
Het verschil tussen de twee schrijvers kon niet groter zijn. Waar Saramago zijn jeugd doorbracht op het platteland, in een arm gezin, en jong uit werken moest, daar groeide Lobo Antunes op als telg van een vooraanstaande familie in Lissabon en studeerde hij als vanzelfsprekend medicijnen. Het gaat ook op voor hun werk. Waar Saramago parabels schreef, universele verhalen die zich afspelen in niet nader genoemde landen en tijden, daar werpt Lobo Antunes zich op als chroniqueur van de recente Portugese geschiedenis.
In Memória de elefante (zijn debuut in 1979), Cus de Judas (eveneens 1979, vertaling De Judaskus, 2002), en Conhecimento do Inferno (1980, vertaling Reis naar het einde, 2016) schreef hij over de koloniale oorlog die Portugal begin jaren zeventig in Angola vocht, een oorlog waar de schrijver zelf bij betrokken raakte toen hij als arts-psychiater naar Angola werd gestuurd. Het thema loopt sindsdien als een rode draad door zijn oeuvre.
Maar Lobo Antunes beperkte zich niet tot dat gewelddadige einde van de koloniale periode. In Fado Alexandrino (1983, vertaling Fado Alexandrino, 2007) speelde naast de oorlog ook de Portugese Anjerrevolutie van 1974 een centrale rol. In het schitterende O manual dos inquisidores (1996, vertaling Het handboek van de inquisiteurs, 2007) – door vertaler Harrie Lemmens ooit Lobo Antunes’ Verdriet van Portugal’ genoemd, daarmee verwijzend naar de roman van Hugo Claus) – schreef hij over het leven onder de dictatuur van António Oliveira Salazar, waaraan diezelfde revolutie een einde maakte.
Schrijven zonder condoom
‘Het geweten van Portugal’ is hij daarom wel genoemd. De gesel van datzelfde land kun je evengoed zeggen, want Portugal heeft het bij Lobo Antunes zwaar te verduren: het land is in zichzelf gekeerd, tot stilstand gekomen, gefixeerd op het verleden. Portugal kon maar beter opgaan in Spanje, heette het provocerend in een interview in 2018 (iets wat aartsvijand Saramago overigens ook al verkondigde).
Zijn status als geweten van Portugal, als de grootste levende Portugese schrijver ook, heeft hoe dan ook niet kunnen voorkomen dat het lezerspubliek de laatste jaren niet meer massaal naar de boekwinkel rent voor de nieuwe Lobo Antunes.
Het komt door zijn enorme productie, wordt gezegd, hij verpest zijn eigen markt: 31 romans heeft hij inmiddels gepubliceerd en jaarlijks verschijnt een verse - een bijzondere prestatie, temeer daar hij die romans, die in de regel de 400 pagina’s ver te boven gaan, met een pennetje neerschrijft, op kleine velletjes papier, een werkwijze die hij zelf ooit kenschetste als ‘schrijven zonder condoom’. Het komt door uitdunning van de generatie die de koloniale oorlog zelf meemaakte, klinkt het. De dood van Saramago heeft hem van zijn aartsvijand beroofd, menen weer anderen, en daarmee van het deel van zijn publiek dat – Portugal kende echt twee kampen – zijn boeken bijna als statement kocht, omdat ze een gloeiende hekel hadden aan (de communist) Saramago. En was het Saramago niet, dan was het de tijd wel: de knappe jonge schrijver die na signeersessies overal briefjes met telefoonnummers van vrouwelijke bewonderaars vond, is anno 2020 een bejaarde man.
Roestige nijptang
De belangrijkste reden evenwel lijkt te moeten worden gezocht in het soort boeken dat Lobo Antunes schrijft. Zijn romans, wordt vaak gezegd, zijn ‘moeilijk’, vereisen een inspanning van de lezer, van de moderne, aan sociale media en Netflix verslingerde lezer dus ook.
In Lobo Antunes’ boeken ontbreekt een plot veelal. ‘Ik ben geen verhalenverteller,’ zei hij daar ooit over, en ook dat een plot eigenlijk ongewenst was, op z’n best een noodzakelijk kwaad dat diende ‘als hulpmiddel om de dingen te kunnen zeggen die ik interessant vind’. Het is die minachting voor traditionele vertelstructuren die ervoor zorgt dat Lobo Antunes in de Angelsaksische wereld niet altijd op handen wordt gedragen en een enkeling zelfs tot razernij drijft. Zo schreef een recensent in The New York Times eens over een van zijn romans: ‘Liever nog wrik ik met een roestige nijptang de nagel van mijn grote teen los dan deze strafexpeditie van 585 bladzijden nogmaals te moeten verduren.’
Meer nog dan de afwezigheid van plot gold de toorn van de recensent de vertelstijl van Lobo Antunes waarin heden en verleden vaak in elkaar overlopen en hetzelfde geldt voor de stemmen van – de monologen van – de verschillende personages.
Hij toont zich daarmee schatplichtig aan William Faulkner. Zoals ook de invloed van Céline onmiskenbaar is. Net als zijn Franse voorganger heeft Lobo Antunes traditioneel literair procedé ingeruild voor een woest kolkende taalstroom. ‘Ik heb meer geleerd van saxofonisten als John Coltrane en Charlie Parker dan van andere schrijvers,’ zei hij daar zelf eens over, ‘ik wilde schrijven als jazzsaxofonisten, als Charlie Parker, als die speelt is het alsof je God hoort praten.’
Katoenrevolutie
Wie zich aan die taalstroom overgeeft wacht een bijzondere ervaring. Dan is Lobo Antunes plotseling helemaal geen ‘moeilijke schrijver’ meer. Dan is het plotseling niet langer onoverkomelijk als de lezer soms in het duister tast over wie aan het woord is, waar, en in welke tijd. Dan klopt die ‘verwarring’ plotseling juist met die taalstroom die alles meezuigt en ontwortelt, waarin personages in elkaar overlopen, en tijd diffuus is.
Zo is het ook met De andere kant van de zee, dat nu in vertaling verschijnt.
In de roman keert Lobo Antunes terug naar Angola, naar de zogeheten ‘katoenrevolutie’: een lokale opstand van plantagewerknemers in 1961 die door het Portugese leger met een massaslachting wordt beantwoord (tussen de 400 en 7000 mensen kwamen om, onder meer door napalmbombardementen). Het verhaal over de gebeurtenissen wordt beurtelings verteld door drie personages: de dochter van een plantagehouder, een kolonel en een postdirecteur. Hun perspectief verschilt, wat ze delen is een gevoel van eenzaamheid, van ontheemding. Wat doe ik hier? is de vraag die ze zich stellen, in Afrika en ook, na terugkeer, in Lissabon, ‘verdwaald tussen de oevers’. ‘Het treurigste proza dat Portugal kent,’ schreef een Portugese krant, die daarin overigens geen diskwalificatie zag, integendeel.
In vergelijking met vooral zijn vroege werk, waarin de metaforen lustig over elkaar heen buitelen, is de stijl in De andere kant van de zee bepaald sober te noemen. Het zorgt er misschien nog meer dan bij eerdere romans voor dat de taal je meesleept. De taal die in De andere kant van de zee danst en zindert, een verdienste ook van vertaler Harrie Lemmens, die meesterlijk werk verrichtte. Geheimtip: hardop lezen.
António Lobo Antunes
De andere kant van de zee
Oorspronkelijk A outra margem do mar
Vertaling Harrie Lemmens
Uitgeverij Ambo|Anthos