Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Er zit toekomst in de dystopie
Dystopische films scoren momenteel opvallend goed, maar waarom zijn we zo verzot op al die duistere vergezichten? ‘Elk toekomstverhaal gaat in feite over het heden.’
De wereld kreunt onder overbevolking, dankzij klimaatverandering is de aarde in een bakplaat veranderd, wereldwijde conglomeraten oefenen buitensporige macht uit, er is sprake van extreme ongelijkheid, waterschaarste heerst. Klinkt bekend? Het is de wereld die ons in 1973 door Soylent Green – de speelfilm van Richard Fleischer die Arte maandag uitzendt – ons in 1973 voorspiegelde. Het jaar waarin de film speelt is 2022.
Was het aantal dystopische films – films die, in tegenstelling tot utopieën, een duister toekomstbeeld tonen – in de tijd van Soylent Green nog relatief klein, de laatste tien jaar zijn dystopieën niet meer aan te slepen. In een eindeloze reeks (jeugd)romans, films en series wordt ons een wereld voorgehouden waarin AI de macht heeft overgenomen, conglomeraten de mensen in een ijzeren greep houden en klimaatrampen zich voltrekken.
Waarom is het genre zo populair? ‘Al zolang ik bezig ben met film ben ik dol op dystopische en, een variant daarop, postapocalyptische verhalen,’ zegt regisseur Martin Koolhoven. ‘Ik had zelfs een idee voor een film over een virus op een booreiland. Quarantaineverhalen hebben me altijd geïnteresseerd, maar dat heeft nu natuurlijk een andere lading gekregen, we zijn ingehaald door de werkelijkheid. Ik moet je bekennen dat ik er daardoor zelf iets minder zin in heb.’
Koolhoven is benieuwd hoe de uitzending zal vallen. ‘Die films zijn natuurlijk ook een soort handboek voor al die wappies, omdat ze waarschuwen voor toestanden waarvan zij zeggen dat die momenteel gaande zijn. Elk toekomstverhaal gaat in feite over het heden, over processen die nu aan de gang zijn, over angsten die nu leven,’ meent Koolhoven. ‘Maar wat je tegelijkertijd ziet is dat in grimmige tijden ook vaak voor een vrolijk soort escapisme wordt gekozen.’
Diepere waarheid
‘Vaak worden in dit verband de jaren dertig aangehaald,’ reageert film- en mediawetenschapper Dan Hassler-Forest. ‘In Hollywood werden tijdens de crisis veel vrolijke films over rijke mensen gemaakt, maar er verschenen ook heel veel duistere gangsterfilms. En als in de jaren zeventig het onbekommerde naoorlogse vooruitgangsgeloof de eerste deuken oploopt – de eerste grote economische recessie na WO II doet zich voor, Nixon treedt af vanwege het Watergateschandaal, het rapport van de Club van Rome verschijnt en het besef dringt door dat ons consumentisme en individualisme niet per se positief zijn – domineren bepaald ongezellige titels als The Godfather, The Conversation en All the President’s Men: conspiracy-films waarbij ook als de waarheid boven tafel komt de good guys uiteindelijk niet winnen.’
Hoewel het in Soylent Green niet om een complot draait, past de film qua sfeer ook in dit rijtje, zegt Hassler-Forest. In de jaren zeventig verschijnen steeds meer dystopische sciencefictionfilms en vanaf het begin van dit millennium – het zijn angstige tijden vanwege 9/11 en de economische crisis – zie je een sterke toename van het aantal dystopische films. ‘Een film als 28 Days Later en een serie als The Walking Dead laten eigenlijk een radicale uitvergroting zien van de maatschappij waarin we leven: er is geen enkel sociaal vangnet meer, iedereen moet zelf maar zien te overleven.’
Je ziet het ook bij de zogeheten young adult dystopia, zegt Hassler-Forest: dystopische boeken, series en films voor tieners en jongeren, die het afgelopen decennium razendpopulair werden, zoals de romans Divergent (2011, vanaf 2014 ook een filmserie) en, de bekendste wellicht, The Hunger Games (2008, vanaf 2012 eveneens een filmserie). ‘Die jongeren leven in een wereld waarin het voor het eerst sinds lange tijd niet langer vanzelfsprekend is dat de volgende generatie het beter krijgt dan de voorgaande. Jongeren zeggen: ik herken die ieder-voor-zich-wereld, waarin we allemaal keihard concurreren om die paar plekken die er nog zijn – op de arbeidsmarkt of om die ene stage die je echt móet hebben. Er bestaat inmiddels ook al een heel minigenre aan artikelen in de trant van: The Hunger Games is net als… En vul dan maar in: de academische wereld, de journalistiek, de economie, het schoolsysteem. Het werkt zo goed omdat het ons een diepere waarheid laat zien over hoe hard de wereld om ons heen al is geworden.’
Lichtpuntje
Dat dystopieën contemporaine angsten verbeelden en uitvergroten mag plausibel klinken, maar dan rest nog steeds de vraag waarom mensen en masse naar die ellende willen kijken. Sommigen menen dat het vormgeven dan wel consumeren van een dystopisch verhaal een vorm van coping is, een poging om ergens een lichtpuntje te vinden.
Voor young adult dystopia lijkt dat zeker een aannemelijke uitleg. Voor jongeren werkt dystopische fictie überhaupt als een coming-of-age-practicum, luidt een verklaring, in dystopia speelt vaak een conflict tussen het individu en het grotere geheel, de samenleving, en gaat het, net als in het hoofd van de adolescent, om het aftasten van grenzen en om het bevechten van de eigen identiteit. Daar komt bij dat de protagonisten, veelal tienermeisjes, in hun strijd tegen de onderdrukkende (volwassen) maatschappij vaak succesvol zijn.
Voor ‘volwassen’ dystopieën echter geldt dit zeker niet, die lopen vrijwel altijd beroerd af. Maar waarom zouden mensen in duistere tijden eigenlijk niet juist voor het blijmoedige broertje kiezen, de utopische film? Niets fijner immers dan wegdromen bij pastorale vergezichten in een toekomst waarin iedereen gelukkig is en geen onvertogen woord valt.
Vooruitgangsgeloof
‘Ik heb erover nagedacht, maar er bestaan volgens mij bijna geen utopische films,’ zegt Martin Koolhoven. ‘In vrijwel alle films waarin sprake is van een utopie is die utopie een dystopie in disguise, een fascistische samenleving vermomd als utopie, zoals in Gattaca [sf-film uit 1997 van Andrew Niccol, red.], waar iedereen wordt ingedeeld op basis van zijn DNA-profiel en er uiteindelijk één persoon opstaat om ertegenin te gaan.’
Er bestaat ook nog een heel andere, filmische reden waarom de utopische film het moet afleggen tegen zijn duistere familielid, denkt Koolhoven. ‘Je zou natuurlijk een hele positieve film kunnen maken over DNA. Bij wijze van spreken kun je er kanker mee de wereld uit helpen en zo, maar als er niets mis is heb je geen verhaal. Die eenling in Gattaca die het opneemt tegen het systeem is dramatisch gezien interessant. Bij elke uitvinding, of het nou AI is of iets anders, is het altijd interessanter om je af te vragen wat er allemaal mis kan gaan dan om te bedenken wat voor moois het oplevert. Daar heb je niet zo veel aan voor een verhaal. Het is ook gewoon heel lekker om het drama op te zoeken.’
‘Star Trek-bedenker Gene Roddenberry had als dogma dat er aan boord van de Enterprise nooit een conflict mocht zijn,’ reageert Hassler-Forest. ‘De schrijvers van de afleveringen protesteerden: zó konden ze geen film maken. Er moest dan in elk geval iemand van buiten zijn die ruzie kwam zoeken, zeiden ze. En een utopische toekomst impliceerde toch niet dat mensen volmaakt waren en er niks verkeerd zou gaan. Star Trek speelde in een utopische toekomst – een toekomst waarin armoede was uitgebannen en seksisme en racisme niet bestonden. Sciencefiction is vanaf de opkomst in de jaren dertig sowieso grotendeels een utopisch genre geweest. In de romans van Jules Verne, en zelfs bij H.G. Wells, overheerst het vooruitgangsgeloof. In de jaren vijftig en zestig werd dat nog veel sterker.’
Sociale lachspiegel
Die utopische traditie dooft in de jaren zeventig zo’n beetje uit, tegelijk met het onbekommerde vooruitgangsgeloof in de samenleving, stelt Hassler-Forest, die opmerkelijk genoeg Stanley Kubricks film 2001: A Space Odyssey uit 1968 opvoert als een van de laatste grote utopische films. Opmerkelijk, want diezelfde film is door Koolhoven opgenomen in de aflevering over dystopische films. ‘De film gaat over onze relatie met technologie,’ zegt Hassler-Forest. ‘Er zitten wel scherpe randjes aan, maar de film eindigt toch met een utopisch beeld, met een heel nieuwe fase van menselijke bewustwording.’
Of iets een utopie is of een dystopie, waar het een in het ander overgaat, is niet altijd even duidelijk – daar komt het eigenlijk op neer.
Er zijn verschillende manieren om naar sciencefiction te kijken, aldus Hassler-Forest. ‘Het is een sociale lachspiegel, waarbij je zowel extreem richting het positieve als richting het negatieve kunt gaan. Maar je kunt het ook zien als een soort voorspelling: is het uitgekomen, was het nauwkeurig?’
Soylent Green is in dat opzicht misschien een van de meest succesvolle voorbeelden. Naast de eerdergenoemde voorspellingen – waterschaarste, ongelijkheid, machtsmisbruik door conglomeraten – bevat de film nog een andere prognose die inmiddels werkelijkheid is geworden, zegt trendwatcher Adjiedj Bakas (‘Ik ben een onverbeterlijke vooruitgangsoptimist, als ik af en toe naar een dystopische film kijk is dat vooral een realitycheck’). ‘In mijn lezingen gebruik ik een fragment uit Soylent Green. Daarin krijgen bejaarden massaal euthanasie: ze worden een kamer binnengereden, krijgen fijne muziek te horen en een mooi landschap te zien – en dan sterven ze. Dat verhaal van die elegante dood is inmiddels werkelijkheid geworden: in Zwitserland. Als je het leven zat bent, stap je daar in een 3D-geprinte sarcofaag, de Sarco, die je op een favoriete plek kunt laten neerzetten. Dan druk je op een knopje, er komt stikstof vrij, je valt in slaap en daarna word je wakker in de hemel. Het is gewoon uitgekomen!’
Hij schaterlacht: ‘De maker van Soylent Green was een geweldige trendwatcher.’