Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Veroordeeld tot preventie
In de 2Doc ‘Moeders’ portretteert regisseur Nirit Peled vier moeders wier zoons slachtoffer werden van het Amsterdamse misdaadpreventiebeleid. “Het gaat hier om een systeem dat ontspoort en vooroordelen in de hand werkt.”
Tanja [niet haar echte naam, red.] heeft niet voor niets jeugdzorg ingeschakeld. Haar zoontje loopt vaak weg van huis zonder iets van zich te laten horen. Omdat ze denkt dat hij misschien niet goed gehecht is, vraagt ze de overheid om hulp. Op zijn dertiende wordt hij samen met een ander jongetje van winkeldiefstal verdacht, maar als er twee politieagenten aan de deur komen om haar te vertellen dat hij op de Top400 [een lijst van Amsterdamse jongeren van twaalf tot en met 23 jaar die regelmatig in contact zijn geweest met de politie, red.] staat is ze stomverbaasd. Zo veel heeft hij toch ook weer niet op zijn kerfstok? De agenten delen haar mee dat de kans statistisch gezien groot is dat haar zoon crimineel gedrag zal gaan vertonen, onder meer omdat zij werkloos is en schulden heeft. Wat haar geldproblemen met haar zoon te maken hebben, begrijpt ze niet.
Op veertienjarige leeftijd is het zoontje van Adana [niet haar echte naam, red.] getuige van een schietpartij. ‘Ze hebben iemand neergeschoten, mama,’ zegt hij, terwijl ze aan het koken is. Hij wordt opgeroepen als getuige en identificeert de dader. Na verloop van tijd merkt ze dat hij niet meer naar school wil en als hij op een dag een Blackberry van een leeftijdsgenootje steelt gaan alle alarmbellen bij haar af. Haar zoon heeft pas een nieuwe Blackberry gekregen. Waarom zou hij er een stelen? Als de mannen van de Top600 [een lijst van mensen met een stevige criminele achtergrond, red.] vervolgens bij haar op de stoep staan, probeert ze uit te leggen dat haar zoon geïntimideerd wordt door de schutters. Als wraak voor zijn verraad dwingen ze hem allerlei misdrijven voor hen te plegen. Maar niemand wil naar haar luisteren.
Het is maart 2011 als burgemeester Eberhard van der Laan de nieuwe Top600-aanpak van de gemeente Amsterdam aankondigt: 250 politiemensen gaan jacht maken op de 600 veelplegers die op de lijst staan, criminelen die twee keer of vaker een zogenoemd ‘high-impact delict’ hebben gepleegd. Niet veel later krijgt Van der Laans Actiecentrum Veiligheid en Zorg de beschikking over de Top400-lijst, waarop uitsluitend jongeren staan. Hier is preventie het sleutelwoord: of je al eerder strafrechtelijk veroordeeld bent geweest, is niet altijd relevant. Zolang je als ‘jeugdige high potential’ voldoende zorgsignalen vertoont, vraagt de gemeente organisaties als de politie, de GGD en jeugdbescherming je goed in de gaten te houden.
‘Het is allemaal begonnen met de Top600,’ zegt regisseur Nirit Peled, ‘maar tijdens het maken van mijn film heb ik de criteria steeds soepeler zien worden. Er was steeds minder voor nodig om op die lijsten te belanden. Wil je thee?’ Peled staat in de keuken van haar studio in het centrum van Amsterdam. Het is een winderige dag en het grote raam naast de keukentafel kijkt uit op een opengebroken trambaan. Er ligt een schapenvelletje in de vensterbank. ‘Ga lekker zitten,’ zegt Peled, terwijl ze een schaaltje met pepernoten op tafel zet. ‘Neem een pepernoot. Mijn vriend zegt dat het er nog te vroeg voor is, en dat terwijl hij Nederlands is. Hij zou dus beter moeten weten, vind je niet?’
Peled groeide op in Israël en kwam ruim twintig jaar geleden naar Nederland om aan de Gerrit Rietveld Academie te studeren, waar ze inmiddels zelf lesgeeft. Daarnaast regisseert ze documentaires, zoals Superjoden (2013) en A Temporary Contact (2017), en maakt ze regelmatig afleveringen voor VPRO Tegenlicht. Haar nieuwste film, Moeders (BALDR Film/VPRO), is op het moment dat u dit leest al in première gegaan op Idfa – waar hij genomineerd werd in de categorie Best Dutch Film –, maar op die onstuimige middag in Amsterdam moet dit allemaal nog gebeuren.
‘Ik begin nu wel te voelen dat het bijna zover is,’ zegt Peled opgetogen. ‘Als je zo lang met een film bezig bent kun je op een gegeven moment niet meer inschatten wat voor impact je verhaal zal hebben. Het is een beetje alsof je over iemand praat die plotseling naast je blijkt te staan. Ik vind het heel spannend.’
Peled: ‘Allereerst wil ik benadrukken dat ik niet denk dat dit een specifiek Amsterdams probleem is. Dit had zich ook kunnen afspelen in Groot-Brittannië, de Verenigde Staten of in Israël, waar ik vandaan kom. Daarnaast zal er destijds ook geen ambtenaar geweest zijn die dacht: laten we deze mensen eens gaan dwarszitten. Uiteindelijk wil niemand dat er misdrijven worden gepleegd, dus ik geloof best dat de intenties goed waren. We zijn alleen uit het oog zijn verloren welke impact deze programma’s en lijstjes hebben op de mensen over wie het gaat. Het gaat hier om een systeem dat ontspoort en vooroordelen in de hand werkt waarvan we ons niet bewust zijn.’
‘Zo’n Top400- of Top600-lijst wordt samengesteld aan de hand van data en algoritmes. Die algoritmes maken op hun beurt weer gebruik van informatie die bekend is bij de overheid. En het is aannemelijk dat de digitale voetafdruk van personen die vaker met de overheid in aanraking zijn gekomen groter is. Dit kan gaan om mensen die bijvoorbeeld een bijstandsuitkering hebben, maar ook om mensen die regelmatig door de politie zijn aangehouden, zoals mensen van kleur. Hoe meer informatie de computer over je heeft, hoe makkelijker het systeem een voorspelling over je kan maken.’
‘Ja. We hebben allemaal de neiging om data als objectief te zien en verhalen als subjectief. Maar die feitelijke informatie kent geen waarden, zoals vergevingsgezindheid, empathie of liefde. Ik heb tijdens mijn voorbereiding 2500 documenten doorgespit. Wat me het meest opviel: over de zorgen van de moeders en de impact op de families heb ik nergens iets gelezen. Ik kan je vertellen, als er iets met je kind aan de hand is schiet je in de overlevingsmodus. Tel daar al het papierwerk, de administratie en de bureaucratie van de gemeente bij op en je doet geen oog meer dicht. Nadat ik mijn film had gemaakt, wist ik pas echt wat het betekent om doodongerust te zijn.’
‘Toen sommige moeders vertelden dat ze zich niet veilig voelden als ik ze in beeld zou brengen, ben ik hard gaan nadenken. Er zijn niet zo veel manieren om iemands identiteit te verbergen. Je kunt mensen wegpixelen of ze alleen van de achterkant laten zien, maar dat wilde ik niet. Toen besloot ik met acteurs te gaan werken en dat voelde meteen goed. Het feit dat deze moeders hun verhaal jarenlang geheim hebben gehouden omdat ze zich schaamden, dat zit in het DNA van deze film. Die geheimzinnigheid is nu zichtbaar geworden, en achteraf ben ik daar blij om.’
‘Ja, dat vind ik heel belangrijk. Voor mij is de vorm altijd de inhoud en de inhoud altijd de vorm. Ik ben een echte documentairemaker, dus ik wilde trouw blijven aan de gesprekken die ik met de moeders heb gevoerd. De acteurs mochten geen tekst verzinnen, want dan zou het fictie worden en dat wilde ik niet. Tegelijkertijd mochten de acteurs de moeders niet in levende lijve zien omdat ik wilde voorkomen dat ze hen gingen imiteren. Weet je, volgens mij heb ik nog nooit een film gemaakt waarbij ik zo vaak te horen kreeg dat het me niet ging lukken, dat het niet zou werken. Het was alsof ik de film maakte met één hand op mijn rug. (Lachend) Maar nu het klaar is, denk ik toch echt dat het ons gelukt is.’
‘Volgende week gaan we de film met hen bekijken. Dat wordt ook de eerste keer dat ze elkaars verhaal zullen horen. Omdat iedereen die verhalen voor elkaar verzwijgt kan dit tot isolement leiden. Die herkenning is volgens mij belangrijk.’
‘Als we het hebben over het voorkomen van jeugdcriminaliteit dan hebben we het automatisch ook over opvoeding. Ik weet niet of jij kinderen hebt, maar ik heb er twee: een van twaalf en een van veertien. Zij zijn even oud als de kinderen van de moeders en tijdens het filmen zat mijn oudste dochter voortdurend in mijn hoofd. Geen enkele moeder wil dat haar kind een crimineel wordt, maar toch dacht ik steeds: wat mijn dochter ook zou doen, ze is en blijft een kind. Misschien is dat wat ik met de wereld wil delen: wat gebeurt er als je naar de jongeren in de straten van Amsterdam kijkt met de blik van een ouder? Ik denk dat je alles dan heel anders zult zien.’