Steeds vaker dommel ik in boven reisboeken, of kijkend naar reisreportages op televisie. Het lijkt wel alsof de wereld de achtertuin van Floortje Dessing is geworden.

Ik ken een beeldend kunstenares, Dorian Hiethaar, die uren kan kijken naar wat er in en rond een poel bij haar boswoning gebeurt. Soms besluit ze iets te maken. Een film. Een schilderij. Maar belangrijk is wat daaraan voorafgaat, dat noemt ze ‘klein kijken’. Thomas Erdbrink kan dat ook, op televisie. Zijn geheim is, denk ik, dat hij nog steeds als de stadsverslaggever die hij ooit was om zich heen kijkt. De meeste televisiemakers kijken groot en de meeste reisschrijvers tegenwoordig in hun voetsporen ook. Je ziet de televisieserie al als je hun boeken leest. Laat me u aan de grootmeester van het klein kijken voorstellen. Hij heet Xavier de Maistre (1763-1852). Na een verboden duel kreeg hij zes weken huisarrest. Wat doet een jonge graaf dan, fantaseren over hoe hij na die weken weer de wijde wereld zal intrekken?

De Maistre: ‘Wat een heerlijk gevoel is het toch om een nieuwe weg in te slaan en plotseling met een boek vol ontdekkingen in de hand in de wereld van de wetenschap te verschijnen, zoals een onverwachte komeet aan het uitspansel!’

Xavier de Maistre besloot een reis door zijn kamer te maken. Het is het beste reisboek ooit.

Woning

‘Mijn kamer is gelegen op de 45ste breedtegraad, volgens de metingen van vader Beccaria, en wel in oostwestelijke richting; hij heeft de vorm van een langwerpige rechthoek en een omtrek van 36 passen, als je vlak langs de muur loopt. Mijn reis zal echter meer passen beslaan, want ik zal vaak lopen ijsberen, op en neer of diagonaal, zonder enige regel of methode. Ik houd niet van mensen die zo zeker zijn van hun passen en denkbeelden, van die mensen die zeggen: “Vandaag leg ik drie visites af, schrijf ik vier brieven en voltooi ik dat werk waaraan ik begonnen ben.”’

Ik moest aan het meesterwerk van de Fransman denken toen ik in De correspondent van Pieter Waterdrinker diens schitterende verhaal las over zijn woning in Sint-Petersburg. In het verhaal dwaalt Waterdrinker door het pand dat ooit werd gebouwd voor de tsaristische elite die na de revolutie van 1917 werd verdreven. De appartementen werden opgesplitst. Boeren en arbeiders kwamen er te wonen. Soms hun vee. De dichter Brodski beschreef hoe het leven er aan toeging: ‘Natuurlijk hadden we allemaal samen een wc, een badkamer, en een keuken. Maar de keuken was tamelijk ruim, de wc heel keurig en knus. Wat de badkamer betreft, zijn de hygiënische gewoonten in Rusland zo dat elf mensen elkaar zelden overlappen bij het nemen van een bad of het doen van hun kleine was.’

Dit is klein kijken en het kijken van Brodski wordt nog kleiner als hij schrijft: ‘Ondanks alle verwerpelijke aspecten van deze leefvorm heeft een meergezinswoning misschien ook haar positieve kant. Hier wonen brengt het leven tot zijn basiskenmerken terug; het ontdoet je van alle illusies over de aard van de mens. Aan het volume van de winden die je hoort kun je beoordelen wie er op de wc zit, weet je wat hij/zij zowel ’s avonds als ’s morgens heeft gegeten.’

In de geest van Brodski zwerft Waterdrinker door zijn huis. Of zoals zijn vriend en collega Michel Krielaars schrijft: ‘Bij Pieter in de Tsjaikovskistraat is het een mix van vroeger en nu geworden. Op de bovenste verdieping van het gebouw woont een beroemde operazangeres, op een complete etage van acht kamers. Volgens Pieter maakt Gergiev haar het optreden onmogelijk, omdat ze niet met hem naar bed wil.’

En: ‘Op de andere etages, die met elkaar verbonden zijn door een majestueus trappenhuis, kun je een dronken echtpaar tegen het lijf lopen, of een suïcidale oude man aantreffen op een kamertje van negen vierkante meter (het woonoppervlak waarop een Sovjetburger recht had).’

Winnaar

Michel Krielaars beschrijft de woning van Waterdrinker in Het brilletje van Tsjechov, waarin hij aan de hand van zijn geliefde Russische schrijver door Rusland dwaalt. Dwalen is het goede woord, want Krielaars is de gedroomde winnaar van de vpro Bob den Uyl Prijs, omdat hij door Rusland reist zoals je een groot huis verkent waarin je soms de weg goed kent, soms op de tast moet lopen en altijd in het besef dat het volstrekt zinloos is om zeker te zijn van je aantal passen.

De kracht van het boek schuilt er volgens mij in dat Krielaars – en ik gok dit – lange tijd niet precies heeft geweten hoe hij zijn Ruslandboek moest vormgeven. Hoe ontsnap je aan de geijkte verhalen? ‘Krielaars licht de Russische samenleving van onderop door, wat kostelijke passages oplevert over aloude Russische kwalen als alcoholisme en corruptie,’ schreef Volkskrant-recensent in een jubelkritiek.

Alcoholisme, corruptie, het klopt. Maar deze zinnen getuigen ook van de Dessingblik op de wereld. Wat het boek van Krielaars zo goed maakt, is dat hij wandelend van bordeel naar ziekenhuis, van huiskamer naar politiebureau een Rusland tevoorschijn tovert dat een door God vervloekt land is, maar tegelijkertijd ontroerend, waarbij ook niet onvermeld moet blijven dat Krielaars jonge talentvolle Russen altijd adviseert niet te vertrekken omdat er nog zo verschrikkelijk veel valt te veranderen.

Michel Krielaars - Het brilletje van Tjechov (Atlas/Contact)

 

 

meer van de vpro gids